Gepubliceerd op 17-01-2021

Gevangenis

betekenis & definitie

v. (-sen), 2. inrichting waarin de overheid personen onderbrengt die in strijd zijn gekomen met de bestaande rechtsorde.

© Het Ned. gevangeniswezen werd in de jaren zeventig met vele ernstige problemen geconfronteerd. Daartoe hoorden o.a. het groeiende aantal detenties en onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen, de groeiende bezuinigingsdrang, de verschuivende opvattingen over de functie van de gevangenisstraf en de aard van de bewakingstaken, de onrust in de gevangenissen zelf (zoals de opstand in het Groningse huis van bewaring in 1971 en de gijzeling in de Scheveningse strafgevangenis in 1974). De gesignaleerde overbevolking van de gevangenissen betekent o.a., dat vooral veel kortgestraften hun vrijheidsstraf niet onmiddellijk kunnen uitzitten: in april 1978 stonden nog 10434 van deze mensen op de wachtlijst. Mede met het oog daarop stelde de minister van Justitie in mei 1978 voor, de rechter ruimere mogelijkheden te geven om geldboetes op te leggen. Bij aanvaarding van deze wet kunnen voor alle misdrijven als hoofdstraf geldboetes worden opgelegd. Bovendien zou de officier van Justitie veel meer zaken dan voorheen zelf kunnen afdoen door het opleggen van een geldboete.

Tegen deze regeling is een aantal ernstige bezwaren ingebracht. Men vreest b.v. dat de uitbreiding van het boetesysteem zal werken ten gunste van rijkere delinquenten; de ruimere bevoegdheid van de officier van Justitie zou bovendien betekenen, dat een aanzienlijk deel van de Ned. rechtspraak wordt onttrokken aan de onafhankelijke rechter en wordt toegeschoven naar het (afhankelijke) OM.

In veel opzichten zijn de maatschappelijke controversen rond doel en functie van de gevangenisstraf terug te vinden in het (vaak inconsequent lijkende) regeringsbeleid. Zo bleek enerzijds de staatscommissie-Van Hattum voorstander van kleine gevangeniseenheden, maar anderzijds werden tegelijkertijd twee nieuwe, zeer grote huizen van bewaring gebouwd; in Maastricht en in Amsterdam (de ‘Bijlmerbajes’). Enerzijds wordt ook van officiële zijde steeds meer nadruk gelegd op de gevangenisstraf als resocialisatie, dus op de voorbereiding van de delinquent op zijn terugkeer in de maatschappij; in dat kader zijn ‘open gevangenissen’ gesticht, wordt geëxperimenteerd met weekendverlof, krijgen de bewakers herscholing enz. Anderzijds is de gevangenis nog allerminst een maatschappij-in-hetklein; voorbeelden daarvan zijn o.a. de strenge scheiding tussen mannen en vrouwen, de lage beloning van de arbeid die gestraften in de gevangenis verrichten en de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. De Commissie Alternatieve Strafrechtelijke Sancties bracht in 1979 een rapport uit over de maatschappelijke dienstverlening als alternatief voor gevangenisstraf. Zo laat men ook wel jeugdige vandalen, bij wijze van (opvoedende) straf, het door hen vermelde repareren.

Ook in België onderging het gevangeniswezen de invloed van veranderde opvattingen, maar een deel van het hervormingsproces kwam tot stilstand na de gevangenisopstanden in Leuven (juni en sept. 1976). De actie richtte zich m.n. tegen de concrete levensomstandigheden in de gevangenis en tegen de bestaande wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling. In 1978 werd bij KB de Hoge Raad voor Penitentiair Beleid opgericht, die de minister van Justitie moet adviseren inzake de nodige hervormingen in het gevangeniswezen.

Litt. Nederland: W.Jonkers, Het penitentiair recht, strafrechtelijke sancties in Nederland (1976); Nota Beleidsvraagstukken Gevangeniswezen (1976); L.M.Moerings, De gevangenis uit, de maatschappij in (diss. 1977); C.Kelk, Recht voor gedetineerden (diss. 1978); M.A.Petersen, Gedetineerden onder dak: gesch. van het gevangeniswezen in Nederland van 1795 af, bezien van zijn behuizing (1978); R.Rijksen, C.Kelk en L.M.Moerings, Achter slot en grendel (1980).

België: T.Peters, Ongelijke Levensvoorwaarden in de centrale gevangenis te Leuven (1976); L.van Outrive, De gevangenis, een systeem op drift (1977) .