Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

harmonieleer

betekenis & definitie

de kennis van de samenhang en de verbinding van akkoorden of samenklank van tonen. De regels van de harmonieleer hebben evenals de andere wetten van de muziek een evolutie gekend.

Bij het Gregoriaans is er geen harmonieleer, daar deze kerkzang eenstemmig is. Tijdens de bloei van de polyfonie (1000-1600) bleef de harmonieleer beperkt tot het aanvaarden of verwerpen van bepaalde samenklanken. In de periode 1600-1900 ontstond en bloeide de klassieke harmonieleer, ook functionele harmonieleer genoemd. In de eerste helft van de 20ste eeuw werd de klassieke harmonieleer alle geweld aangedaan. Zie ‘twaalftoonstechniek, ‘seriële muziek, Nieuwe Muziek. De zgn. klassieke harmonieleer (neergelegd door J.Ph.

Rameau in Traité de l’harmonie réduite à ses principes naturels, 1722), neemt als grondslag voor de akkoordenleer de opbouw in tertsen (2, 3, 4 of 5). Deze tertsopstapelingen kunnen in alle liggingen voorkomen. Men kan ze opstapelen in grote of kleine tertsen, wat dan het Dur- of het Moll-karakter bepaalt. Men kan ze ook altereren (zie ‘alteratie). De verbindingen van akkoorden beperken zich tot drie essentiële functies of trappen (hoofddrieklanken), aangeduid door Romeinse cijfers; I, eerste trap of tonica; IV. vierde trap of onderdominant; V, vijfde trap of dominant. Uitgang en eindpunt is steeds de tonica of 1.

Zo heeft de westerse muziek (en thans nog de popmuziek) drie eeuwen via dit eenvoudige schema geklonken. De andere trappen of drieklanken (op de II, III, VI of VII) zijn ‘remplaçants’ van het hoofdakkoord. Daar delen van akkoorden (bijv. de drieklank d-f-a) zowel de II-trap is van C, als de IV-trap van a, kan men van de ene toon in de andere moduleren of overgaan. Modulatie is dan ook een studie apart, ook hiervoor bestaan er regels. Bij de opstapeling van tertsen (bijv. c-e-g-b) ontstaat geen volmaakt akkoord; de b of septiem (VII trap) speelt dan ook een belangrijke overgangsrol bij de natuurlijke oplossing. Door het overmatig gebruik van modulatie. gealtereerde akkoorden en schijnakkoorden in de laat-romantische muziek. bleek ieder akkoord met gelijk welk ander te kunnen worden verbonden zodat de vaste tonaliteit vervaagde. Bij de vervoeging van akkoorden bij kerktoonsoorten (modale harmonie) zijn de regels deels gelijklopend, deels verschillend; bijv. het kwart-sextakkoord cn het dominant septiem-akkoord zijn daar verboden.

< >