volmaken

betekenis & definitie

volmaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: vol-ma-ken

1. er zoveel in doen dat er niets meer bij kan
♢ moet ik de benzinetank volmaken, mevrouw?

1. steeds perfecter maken
♢ de schilder wilde het kunstwerk nog verder volmaken

Regelmatig werkwoord: vol-ma-ken
ik maak vol (... ik volmaak)
jij/u maakt vol (... jij volmaakt)
hij/zij maakt vol (... hij volmaakt)
wij/zij/jullie maken vol (... wij volmaken)
ik/jij/u/hij/zij maakte vol (... ik volmaakte)
wij/zij/jullie maakten vol (... wij volmaakten)
hij heeft volgemaakt
de/het/een volgemaakte ....
volmakend, volmakende

Regelmatig werkwoord: vol-ma-ken
ik volmaak
jij/u volmaakt
hij/zij volmaakt
wij/zij/jullie volmaken
ik/jij/u/hij/zij volmaakte
wij/zij/jullie volmaakten
hij heeft volmaakt
de/het/een volmaakte ....
volmakend, volmakende

Synoniemen
vullen

Tegenstellingen
legen