delegeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: de-le-ge-ren
1. iemand als vertegenwoordiger sturen
♢ we delegeerden Willem
2. het aan iemand anders overlaten
♢ de directeur delegeert veel werk aan zijn secretaresse
Regelmatig werkwoord: de-le-ge-ren
ik delegeer
jij/u delegeert
hij/zij delegeert
wij/zij/jullie delegeren
ik/jij/u/hij/zij delegeerde
wij/zij/jullie delegeerden
hij heeft gedelegeerd
de/het/een gedelegeerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
delegeren
betekenis & definitie