Gepubliceerd op 02-01-2020

Kasteel Nijenrode in Breukelen

betekenis & definitie

(Straatweg 25) ligt op de linkeroever van de Vecht. De gebouwen liggen aan de west- en noordzijde van een door een gracht omringd kasteelplein.

De gebouwen aan het onregelmatige zeskante plein huisvesten tegenwoordig het hoofdgebouw van het Instituut Nijenrode, Universiteit voor Bedrijfskunde. Het kasteel werd omstreeks het midden van de 13de eeuw gesticht door Gerard Splinter van Ruwiel.

In eerste aanleg bestond het waarschijnlijk uit een rechthoekige toren op de plaats van de huidige, in 1917-'18 herbouwde donjon, waarnaast aan de noordzijde een vierkante poorttoren.De donjon was mogelijk door een gracht gescheiden van de rest van het huidige plein. In 1481 belegerden Utrechtse burgers het kasteel en staken het in brand. Het herstel volgde spoedig, maar al in 1511 werd het kasteel opnieuw verwoest en deels gesloopt. In het eerste kwart van de 16de eeuw liet Willem Torck de donjon herbouwen en de aangrenzende vleugel optrekken, voorzien van twee uitgebouwde polygonale traptorens.

In 1632 liet de toenmalige eigenaar Bernard III van den Bongard het kasteel in maniëristische stijl moderniseren. Tussen de beide genoemde traptorens kwam een gebeeldhouwd natuurstenen portaal. De poorttoren werd verhoogd tot een klokkentoren. Rechts van de toren werden enkele eenvoudige bouwsels onder een schilddak gebracht. De daardoor ontstane noordoostvleugel met aanbouw kreeg toen de huidige zandstenen detaillering. De ingang tot het plein verlegde men van de noordzijde naar de zuidzijde, waar een toegangspoort met toscaanse halfzuilen verrees.

In 1673 raakte als gevolg van de Franse bezetting de donjon zwaar beschadigd en verloor de klokkentoren zijn bekroning. De nieuwe eigenaar van het kasteel, de Amsterdamse koopman Johan I Ortt, liet de gebouwen in 1675 herstellen. Daarbij verlaagde men het dak van de noordoostvleugel tot de huidige hoogte. Van de noordwestvleugel, waarvan de muren waren blijven staan, werd de verdieping enigszins vereenvoudigd hersteld.

In de 19de eeuw werd het kasteel twee keer verbouwd, rond 1825 en in 1860. Bij die laatste gelegenheid liet eigenaar Willem de Heus de gebouwen moderniseren in neo-Tudor stijl, waarbij kantelen en arkeltorentjes werden aangebracht naar ontwerp van architect S.A. van Lunteren. In 1907 begon een ingrijpende restauratie, die erop gericht was de toestand van het midden van de 17de eeuw te herstellen. In 1915 reconstrueerde men de toegangspoort tot het terrein en er kwamen weer houten klapbruggen. In 1916 vond een reconstructie van de klokkentoren plaats; hierin hangt nu een Engels klokkenspel uit 1928. In 1917-'18 vernieuwde men de donjon en voorzag deze opnieuw van kantelen en twee parallelle schilddaken. De toren werd wel veel hoger dan voorheen en kreeg arkeltorentjes en kantelen.

Tegelijk met de restauratie van het kasteel in 1907-'18 kwam ook het huidige park in gemengde stijl tot stand, naar plannen van L.A. Springer en H. Copijn. Het neorenaissance-gebouw met poort en binnenplein op het terrein buiten de slotgracht, is een uitbreiding (1916) van een koetshuis uit omstreeks 1675. Het neorenaissancistische poortgebouw (1916) bij de Rijksstraatweg vervangt een smeedijzeren hek uit omstreeks 1750, dat nu verder zuidwaarts staat. Het hek heeft natuurstenen pijlers met kronen en de wapens van Johan III Ortt en zijn eerste vrouw, Adriana Huydecoper; de zijdelen dateren van na 1763 en dragen de initialen van Johan en zijn tweede vrouw, Dorothea Eyck.

In de rozentuin ten noorden van het kasteel staat een rond gietijzeren prieeltje met lantaarn uit de 19de eeuw. Naast het houten botenhuis aan de Vecht staat een achtkantige houten theekoepel met onderbouw uit het begin van de 19de eeuw. Deze is afkomstig van het huis Gunterstein.