Monumenten in Nederland: Overijssel

R. Stenvert, C. Kolman en Ben Olde Meierink (1998)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Van het stadhuis in Kampen

betekenis & definitie

Van het stadhuis (Oudestraat 133) bestaat het oudste deel uit een rijzig laat-gotisch bouwdeel met zadeldak tussen rijk versierde puntgevels met nissengeleding, pinakels en arkeltorentjes met ingesnoerde spits. Beide topgevels hebben een gedraaide toppinakel, die tevens als schoorsteenkanaal dient.

De topgevel aan de zuidzijde is door een latere aanbouw grotendeels uit het zicht geraakt; hier bevindt zich nog wel een zonnewijzer uit 1615. Aan de oostzijde staat de Schepentoren, met een vierkante onderbouw, een omgang met kantelen en een achtzijdige bovenbouw bekroond met een zandstenen balustrade en een opengewerkte uivormige spits.

Het gebouw gaat terug tot het midden van de 14de eeuw, maar na een felle brand in 1543 heeft men bij het herstel renaissance-elementen aan het gebouw toegevoegd. Van dit herstel dateren onder meer de overkragende, opengewerkte balustrade langs de dakranden en de balustrade van de Schepentoren.

Twee verdiepingsvensters, het ene aan de voorzijde en het andere aan de achterzijde, hebben gesmede vensterkorven. Het gebouw heeft een souterrain met kruisgewelven.

De bel-etage was vroeger toegankelijk via een bordestrap en deur in het midden van de voorgevel, maar deze zijn weggehaald bij de laat-19de-eeuwse restauratie. Naar plannen van P.J.H.

Cuypers werden in 1894-1901 de noord- en de westgevel en in 1913-'15 de oostgevel en de Schepentoren aangepakt. De 15de-eeuwse beelden van de voorgevel verving men in 1933-'38 door nieuwe exemplaren van J.

Polet.

Net als de voorgangers stellen zij voor: Karel de Grote, Alexander de Grote, de Matigheid, de Trouw, de Gerechtigheid en de Barmhartigheid.

De baldakijnen boven de beelden dateren van de restauratie. Boven het houten gewelf van de Schepenzaal werd in 1940 ter versterking een betonkap aangebracht.

Aan dat gewelf en de kapconstructie daarboven, alsmede aan de balustrade van de voorgevel en de spits van de Schepentoren zijn omstreeks 1979 nog restauratiewerkzaamheden uitgevoerd. In de toren hangt een klok uit 1499.Het belangrijkste deel van het interieur is de Schepenzaal op de verdieping. Na de brand van 1543 is deze zaal in de jaren 1543-'47 geheel nieuw in renaissance-stijl ingericht. De eiken betimmeringen en banken zijn van de hand van meester-kistenmaker Vrerick. De zaal wordt in tweeën gedeeld door een fraai gesneden eiken hekwerk met banken. Het vormt de scheiding tussen het deel van de zaal dat toegankelijk was voor publiek en het gedeelte dat was voorbehouden aan de bestuurders. De ruimte is toegankelijk via een eiken portaal waarop een engeltje of kinderfiguur prijkt, gesneden door Peter van Cranendonck.

Meester-kistenmaker Zweer maakte het golvend houten tongewelf met gekruiste schenkels en vergulde rozetten. Onder het gewelf bevinden zich trekbalken met rijk gesneden consoles.

Een centrale plaats neemt de rijke zandstenen schouw in, in 1543-'45 vervaardigd door Colijn de Nole uit Utrecht. De op twee hermen rustende schoorsteenmantel heeft een gebeeldhouwd fries met daarop scènes uit de Bijbel en de oudheid. De rechthoekige boezem wordt door pilasters en kariatiden in zes nissen verdeeld, met daarin leeuwen met de stadskleuren en het stedelijk wapen, geflankeerd door de personificaties van Kracht en Voorzienigheid en aan de zijkanten Matigheid en Vrede. De figuren op de hoeken stellen Geloof en Hoop voor; de centrale plaats wordt ingenomen door een Charitas-figuur. De bekroning wordt gevormd door een nis met het beeld van Justitia en daarboven de gebeeldhouwde kop van keizer Karel V met zijn wapenschild en devies ('Plus oultre': steeds verder). De schouw is in 1793 gerestaureerd door N.N.

Colomba en in 1877 onder leiding van L.C. Hezenmans. Rechts van de schouw staat het rijke schepengestoelte, gesneden door meester Vrerick, met gevleugelde kinderfiguren van Peter van Cranendonck. In de rugleuningen zijn Charitas en Justitia afgebeeld. Boven het gestoelte zit een geschilderde voorstelling van het Laatste Oordeel door Ernst Maeler (1545).

Links van de schouw staat een kast uit 1647, gemaakt in de stijl van de overige betimmeringen, om het zilver van de stad in op te bergen. Opmerkelijk is verder de van circa 1300 daterende ijzeren deur naar de Schepentoren. Die deur is in 1362 door de Kampenaren bij de verovering van het kasteel de Voorst bij Zwolle buitgemaakt.

Een aan de zuidzijde aangrenzend laatgotisch stadhuisdeel met stadswijnkelder en schepenkapel werd in de 17de en 18de eeuw een aantal keren verbouwd en ten slotte in 1830-'35 veranderd in een neoclassicistisch gebouw met blokbepleistering en omlopend schilddak, naar ontwerp van stadsarchitect N. Plomp. De ingang kreeg een zuilenportiek met balkon en omlijste balkondeur. De tweede verdieping werd in 1954-'55 toegevoegd naar ontwerp van C.H. Grooten, directeur van gemeentewerken. Het fronton met daarop het achtzijdige open torentje op vierkante onderbouw is toen hogerop herplaatst.

Bij een interne verbouwing in 1888 werd de indeling gewijzigd en ontstond de huidige trouwzaal met neorenaissance-betimmering. Er staan twee vroeg-17de-eeuwse eiken banken uit de Bovenkerk en er hangt een 18de-eeuws wandtapijt dat vermoedelijk afkomstig is uit het atelier van Alexander Baert. De raadzaal heeft nog een stucplafond uit 1863. Het interieur onderging in 1954-'55 en in 1973 nog enkele wijzigingen.

De schilderijencollectie in het stadhuis omvat een serie portretten van alle stadhouders en vorsten uit het huis van Oranje.