Gepubliceerd op 10-10-2017

De R.K. St.-Gerlachuskerk in Houthem-Sint Gerlach

betekenis & definitie

De R.K. St.-Gerlachuskerk (Onderstestraat 1) is het hoofdgebouw van het adellijk vrouwenstift. De eenbeukige kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een houten achtkantige geveltoren met lantaarn en ui-vormige bekroning. Van de in 1574 verwoeste kloosterkerk resteert een miniem stuk 13de-eeuws muurwerk aan de zuidzijde. Herbouw volgde eind 16de eeuw in baksteen met mergelstenen speklagen. In opdracht van priorin Isabella van Raveschot en proost Frans van Pelt werd in 1720-'27 een vernieuwing, verbreding en verlenging van de kloosterkerk doorgevoerd.

Van het 16de-eeuwse muurwerk bleven een deel van de zuidmuur en de westelijke geveltop bewaard. Het resultaat van de verbouwing is een rijzige classicistische kerk met pilasters en segmentboogvensters met hardstenen omlijstingen. In 1786 verlieten de zusters gedwongen het klooster en vestigden ze zich in Roermond, waarna de kerk in 1794 werd gebruikt als legerhospitaal en paardenstal. In 1797 volgde een publieke verkoping. Nadat een deel van het gewelf in 1808 was ingestort, volgde herstel en de in gebruikname als parochiekerk. In 1841 kwamen de relieken van St. Gerlach terug uit Roermond. Er zijn restauraties uitgevoerd in 1872 en in 1962-'65. Inwendig wordt de kerk geleed door corintische pilasters die een dunne lijst dragen als overgang naar het koofvormig stucplafond. De rijke plafondbeschildering in Zuid-Duitse rococo-stijl is van de Duitse schilder Johann Adam Schöpf (1751). Hij was ook verantwoordelijk voor de beschildering van de wandvlakken en vervaardigde waarschijnlijk ook de schildering van het Laatste Oordeel achter het orgel. De plafondschilderingen verbeelden de Hemelvaart van Christus en van Maria, de wandtaferelen het leven van St. Gerlach. Het in 1808 ingestorte oostelijke deel van het gewelf werd hersteld en beschilderd door Hermans uit Maastricht. Een grondige overschildering volgde in 1872-'73. De wandtaferelen zijn in 1932-'34 gerestaureerd en in 1972-'78 heeft men alle schilderingen in oude luister hersteld.

Midden in de kerk staat een graftombe uit 1783 met Lodewijk XVI-details en de liggende figuur van St. Gerlach. Onder de tombe bevindt zich een ruimte met gewijd zand; erboven hangt een kristallen kroon uit circa 1810. Het hoofdaltaar is na 1808 in verschillende perioden tot stand gekomen. Het orgel werd in 1784 gebouwd door Joseph Binvignat. Het was van 1789 tot 1809 in Roermond. In 1894 werd het vergroot door P.J. Vermeulen en in 1957 uitgebreid (gerestaureerd 1988-'89). Tot de inventaris behoren verder een preekstoel (18de eeuw; 1903 hersteld), een biechtstoel (1905) en een doopvont (1912). De fraaie terrazzovloer werd in 1916 gelegd en bevat een renaissance-zerk (circa 1580) en de maniëristische zerk voor Ursula van Grobbendoncq († 1622).

Aan de noordzijde van de kerk ligt het kerkhof van de kloosterzusters, dat na 1809 oostwaarts is vergroot. Voor A. Corneli († 1877) verrees tegen de kerkmuur een forse grafkapel met open middendeel en lagere vleugels. Ten oosten van de kerk staat de zeskantige mergelstenen Gerlachusput, die in zijn huidige vorm uit het midden van de 19de eeuw dateert. Hij staat op de plaats van de in 1599 herontdekte bron waar Gerlach in 1172 volgens de overlevering op wonderbaarlijke wijze water in wijn veranderde.

Onder het bestuur van proost Franciscus van Cauwenberg werd een begin gemaakt met de herbouw van het klooster. Als eerste kwam in 1705-'08 het stiftsgebouw tot stand, aan de westzijde haaks op de kerk. Aan de oostzijde volgde in 1713 de overwegend mergelstenen proostvleugel (St. Gerlach 13) voorzien van hoekrisalieten en een middenpartij met segmentvormig fronton met het wapen van Van Cauwenberg. Inwendig bevinden zich enkele marmeren schoorsteenmantels in Lodewijk XIV-stijl. Na de verkoop van het stift in 1797 kwamen de gebouwen in 1798 in het bezit van Martin Jean Schoenmaeckers en Maria Sleypen, die de proostvleugel als woning betrokken en als château inrichtten. Het stiftsgebouw kwam toen in gebruik als kasteelhoeve en werd hiertoe in 1851 uitgebreid met een driebeukige koestal voorzien van Philibertspanten. F. Corneli liet het château in 1879-'80 inwendig moderniseren. In 1909-'13 volgde een modernisering voor R.G.E.M. baron Selys de Fanson, die onder meer een bibliotheek in neorococo-stijl liet inrichten. Na het overlijden van zijn kleinzoon in 1979 kwam het geheel aan de parochie en volgden diverse ontwikkelingsplannen die uiteindelijk leidden tot de restauratie en ombouw tot luxe hotel-restaurant in 1994-'97. De U-vormige pachthoeve werd rond 1759 gebouwd naar ontwerp van Johann Joseph Couven. Opvallend zijn de omwille van het architectonische concept deels blinde vensters. Na een lange periode van verval is de grote schuur in 1996-'97 herbouwd en de rest van de hoeve gerestaureerd.