Gepubliceerd op 02-01-2020

17de-eeuwse huizen in Groningen

betekenis & definitie

Vanaf het begin van de 17de eeuw resteren meer huizen met authentieke of slechts deels verbouwde gevels. Kenmerkend voor die tijd zijn de gevels met maniëristische natuurstenen boogvullingen in schelpmotief.

De geveltoppen van dergelijke gevels konden heel verschillend zijn uitgewerkt, met rijk bewerkte klauwstukken of een in- en uitgezwenkte top. Het diepe huis Poelestraat 8 heeft een deels in baksteen en deels in zandsteen uitgevoerde voorgevel uit circa 1600.

De geheel in natuursteen uitgevoerde topgevel is voorzien van beslagwerk, gevleugelde kopjes en festoenen. Boven de verdiepingsvensters zitten natuurstenen schelpboogvullingen.

De onderpui is gewijzigd. Diverse maniëristische gevels met fijn gedetailleerde schelpboogvullingen zijn te vinden in de rond 1610 nieuw aangelegde Zwanestraat, bijvoorbeeld het hoekhuis Zwanestraat 12, dat blijkens een jaartalsteentje dateert uit 1612.

De gevel is later gepleisterd en voorzien van een rechte kroonlijst en nieuwe ramen. Het diepe pand heeft een iets lager, onderkelderd achterhuis (Soephuisstraat 1).

Eveneens later gepleisterd zijn de vergelijkbare voorgevels van Zwanestraat 28, rond 1860 verhoogd en voorzien van een rechte kroonlijst met gesneden guirlandes, en Zwanestraat 30, met een klokgevel van rond 1740.Het hoekpand Nieuwe Ebbingestraat 2 heeft aan de zijde van de Spilsluizen een op 1622 gedateerde schoudergevel met schelpboogvullingen. Op de toppilaster staat een beeldje van een leeuw met wapenschild. De kruiskozijnen zijn gereconstrueerd. De uit omstreeks 1630 daterende maniëristische gevel van Oude Ebbingestraat 52 heeft schelpboogvullingen en een trapgevel met toppilaster op gebeeldhouwde console, klauwstukken en siervazen op de treden. De top bevat verder nissen met reliëfafbeeldingen van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist. Bij een restauratie rond 1996 heeft de gevel zijn oude kleuren (rood, licht oker) herkregen.

De onderpui is gewijzigd. Het zeer diepe pand heeft een gepleisterde zijgevel voorzien van dakkapel met hijskap. Het diepe huis Gelkingestraat 24 heeft schelpboogvullingen en een in- en uitgezwenkte gevel met rolwerk. Op de verdieping zijn de boogtrommels later vervangen door een invulling met Hebreeuwse letters en christelijke voorstellingen. De onderpui is ingrijpend gewijzigd onder de boogvullingen.

Opvallende in- en uitgezwenkte topgevels met rolwerk heeft ook het dubbelpand Damsterdiep 40-42. De uit het tweede kwart van de 17de eeuw daterende gevels hebben schelpboogvullingen, natuurstenen banden, sierankers en in de geveltoppen een ovaal venster. Bij beide gevels is de bekroning verdwenen en zijn de ramen en de onderpuien gewijzigd. Nummer 40 heeft nog een uitgebouwde travee met topgevel in dezelfde stijl. Bij latere verbouwingen gewijzigde gevels met maniëristische schelpboogvullingen hebben verder Vismarkt 52 (linker deel), Oosterstraat 31 (verdieping) en Vismarkt 56. Het laatste pand is in de kern middeleeuws en heeft een langgerekt achterhuis.

In het laatste kwart van de 18de eeuw is de top van de 17de-eeuwse voorgevel vervangen door een kroonlijst. De ingang en het bordes met kwartrond opgaande trap en gietijzeren leuning dateren ook uit die tijd of van iets later.

Een belangrijke categorie 17de-eeuwse huizen in Groningen vormen de brede dwarse huizen met reeksen kloostervensters. Deze zogeheten Groninger vensters zijn functioneel door de toepassing van enkelvoudige balklagen van voornaar achtergevel, waarbij de balken relatief dicht bij elkaar liggen. Verschillende voorbeelden zijn te vinden op de brede erven in de 17de-eeuwse stadsuitleg. Zeer rijk uitgevoerd is het zeven traveeën brede huis Ossenmarkt 5 uit 1624, gebouwd in opdracht van Geert Schaffer. Het ontwerp wordt toegeschreven aan Garwer Peters. Boven de smalle vensters zijn schelpboogvullingen aangebracht.

De rijk met beeldhouwwerk versierde geveltop in het midden van de dwarskap is voorzien van drie schildhoudende leeuwtjes en een alliantiewapen met helmteken uit 1644 van de toenmalige eigenaars Tobias Andreae en Elizabeth de Geer. De kroonlijst met lambrequins, de schuiframen en de ingangspartij met zijlichten en fraai gebeeldhouwde draperie dateren van een verbouwing uit 1723 in opdracht van Adriaan Joseph Trip.

Het door brouwer Sybolt Jacobs in 1631 gebouwde huis Spilsluizen 1 is maar liefst zeventien traveeën breed. In het midden heeft het een trapgevel met kleine klauwstukken. De schelpboogvullingen van alle vensters zijn behouden gebleven, maar de begane grond heeft wel andere, omlijste ingangen en grotere ramen gekregen. Andere voorbeelden van dit huistype in de stadsuitleg zijn Guyotplein 3 (zie Doofstommeninstituut) en Noorderhaven 23-23a verbouwd in 1729 en in de 19de eeuw maar deze hebben ontlastingsbogen met blokjes boven de smalle vensters. In de oude binnenstad zijn ook enkele dwarse huizen met smalle vensters te vinden. De 17de-eeuwse gevel van Haddingestraat 7 heeft schelpboogvullingen; de kroonlijst en deuromlijsting dateren van omstreeks 1800.

Van de brede gevel van Oude Kijk in 't Jatstraat 8 dateert het deel op de verdieping met de smalle vensters en de ontlastingsbogen met blokjes uit het tweede kwart van de 17de eeuw. De kroonlijst van dit pand is 18de-eeuws, de onderpui met rusticablokken 19de-eeuws.

In de eerste helft van de 17de eeuw waren er naast de genoemde, rijk afgewerkte gevels ook eenvoudiger exemplaren, zoals de verminkte gevel met natuurstenen banden van Herestraat 13, de trapgevels met toppilaster van Haddingestraat 16 (1624) en Sint-Walburgstraat 5 (1637), de gepleisterde schoudergevel met toppilaster van Nieuwe Ebbingestraat 62 (1630) en de vergelijkbare schoudergevel met ornamentstukken van het hoekpand Turftorenstraat 28. Met festoenen versierde gevels die hun oorspronkelijke topgevel in de 18de eeuw hebben verloren voor een rechte kroonlijst, zijn het uit 1649 daterende, maar later gesplitste Herestraat 28-30 (kroonlijst laat-18de-eeuws) en Oude Kijk in 't Jatstraat 9. Het dwarse, maar niet erg brede pand Oude Kijk in 't Jatstraat 18 heeft een 16de-eeuwse kern, maar de voorgevel met Vlaamse geveltop, voorzien van gebeeldhouwde klauwstukken, kwam omstreeks 1640 tot stand. Het vaak verbouwde huis is in 1980-'82 gerestaureerd en herbergt gereconstrueerde kamers in 17de-eeuwse stijl. Van een vroeg-20ste-eeuwse tabakswinkel in het pand resteert de winkelpui en een deel van het jugendstil-winkelinterieur. Uit de tweede helft van de 17de vinden we gevels met geprononceerde klauwstukken.

Het dwarse eenlaagspand Martinikerkhof 25 heeft een grote Vlaamse geveltop, uitgevoerd als halsgevel met gebeeldhouwde klauwstukken, oeil-de-boeuf, afhangende festoenen en een bekronend timpaan met daarin het jaartal 1660. Vergelijkbare vormen zijn te vinden bij het veel grotere, diepe huis Oude Ebbingestraat 39, dat in 1661 is gebouwd door raadsheer Andreas Ludolphi op de zuidwesthoek van het terrein van het voorm. Jacobijnerklooster. Rijk versierd is de classicistische voorgevel; een verhoogde halsgevel met grote klauwstukken, oeil-de-boeufs, festoenen en een bekronend driehoekig timpaan met daarin het bouwjaar. Het huis is enkele malen verbouwd, onder andere in 1923, toen de begane grond werd verbouwd tot kledingzaak van de firma N.C. Hensen, zoals de puibalk nog vermeldt.

De zijgevel van dit diepe pand met achterhuis (Jacobijnerstraat 2) heeft een Vlaamse geveltop met hijsluiken. De lage halsgevel van Grote Markt 47 heeft een timpaanbekroning met daarin het jaartal 1669 en verder gebeeldhouwde forse klauwstukken, oeil-de-boeuf-omlijsting en festoenen. De pui is 19de-eeuws.

Het drielaags huis De Drie Vlasblommen (Hoge der A 7) heeft een middeleeuwse kern, maar kreeg zijn huidige hoofdvorm en uiterlijk bij een ingrijpende verbouwing rond 1660, waarschijnlijk in opdracht van Hester van den Broecke, weduwe van Reinder Dercks Vlasbloem. De huisnaam zou zijn geïnspireerd op diens drie kinderen. De pilastergevel aan de voorzijde kreeg in het begin van de 19de eeuw onder meer een rechte kroonlijst met trijshuisje en een nieuwe ingangsomlijsting. Links van het huis is er een steeg met steunbogen, rechts een dichtgemaakte osendrop. Het vaak verbouwde pand is gerestaureerd in 1991-'94. Het interieur bevat onder meer 17de-eeuwse onderdelen, zoals een eiken schouw met marmeren zuilen een deels neorenaissancistische kastenwand die rond 1900 voor een 18de-eeuwse rococo-wand is geplaatst.

Op het achtererf staat een tuinkamer, in 1899 voor de familie Boissevain gebouwd naar ontwerp van H.P. Berlage; de keuken (achter Hoge der A 6) is toen eveneens tot tuinkamer verbouwd. Aardig om te noemen is ten slotte nog het poortje uit 1683 bij Akerkhof 8, dat wordt bekroond door een opzetstuk met een soort gorgonenmasker, geflankeerd door bollen.