Gepubliceerd op 02-01-2020

Makkum (gemeente Wûnseradiel)

betekenis & definitie

Dorp met een stedelijk karakter (vlekke), ontstaan in de middeleeuwen als een terpdorp op een kwelderwal nabij de Zuiderzee. In de 10de eeuw wordt de nederzetting voor het eerst vermeld (Maggenheim).

Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw ontwikkelde zich ten zuiden van de terp een nederzetting genaamd Statum bij de uitwateringssluizen (zijlen) van de Grote- en de Kleine Zijlroede. De in 1542 gegraven Grote Zijlroede kreeg aan weerszijden bebouwing.

In 1606 kreeg het westelijke deel van deze waterloop van een zuidelijke aftakking (Vallaat en Voorstraat) en verplaatste men de uitwateringssluis naar deze zijtak. Het dorp groeide in de 17de eeuw uit tot een belangrijke handels- en scheepvaartplaats en diende als zeehaven van Bolsward.

Belangrijk waren ook de schelpkalkbranderij en de aardewerkindustrie. De Kerkstraat en de Bleekvaart vormden de verbinding tussen de jongere dorpskern en het oorspronkelijke terpdorp; de Krommesloot verbond de Grote- en de Kleine Zijlroede.

Eind 17de eeuw groeiden beide dorpskernen aaneen. Vanaf circa 1750 stagneerde de economische ontwikkeling en onderging de dorpsstructuur lange tijd geen belangrijke wijzigingen.

Vanaf het eind van de 19de eeuw heeft men de terp grotendeels afgegraven. Langs de weg naar Wons verrees een aantal herenhuizen.

De Bleekvaart en de noordelijke arm van de Grote Zijlroede (Plein en Markt) werden in 1903 gedempt. Na de Tweede Wereldoorlog is Makkum eerst tussen de Kerkstraat en de IJsselmeerdijk uitgebreid, daarna ten oosten van de Bleekstraat en vanaf de jaren zestig ten noordoosten van de dorpskern.

Makkum is een beschermd dorpsgezicht.