Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Gepubliceerd op 08-10-2020

pan

betekenis & definitie

in: aan de pan hangen, zitten: (ergens) niet vanaf kunnen, niet weg kunnen komen: De argeloze chauffeur heeft niets in de gaten, gaat naar binnen en hangt aan de pan. Want hij zit dan weer in de knip bij Willem, BOTING259. ‘Ik wil eruit!’ ‘Kan niet, kind ... ’t Is hier een hoekhuis, bovenburen hebben we niet ...

Je zit an de pan’, BAKKER3 40; onder de pannen, dronken: Die heeren, half onder de pannen, maar lollig, nee ... daar had Neel geen weet van. Het geld rolde zoo maar over het buffet, QUERIDO 1, 252.