Spreekwoorden en gezegden met 'pan'

Zich pantseren

Er bestaat verband tussen het woord ‘pens’ (dat nu nog, in ‘nette’ taal althans, slechts koeiemaag betekent) en het woord: pantser. Dit laatste duidde oorspronkelijk een bekleding van de buik aan. Zoa...
Lees meer

Iemands pan vertinnen

(Z. N.) Van hem kwaadspreken, in zijn afwezigheid zijn gedrag afkeurend beoordelen

Iets panklaar maken

Iets zover klaar maken, dat het in de pan gelegd kan worden om te worden gebakken of gebraden. Veelal spreekt men van: een kip panklaar maken, dwz. deze ontdoen van veren, ingewanden e.d

Een stille pantomime

‘Pantomime’, van Gr.: pan, alles, en: mimos, nabootsing. Gebarenspel. Bathyllus (een vrijgelaten slaaf en gunsteling van de Romein Maecenas) en Pylades zijn de scheppers van de pantomime als een nieuw...
Lees meer

Iemand zijn pan boteren

Iemand terechtwijzen

Iemand zijn pan boteren

Iemand bekijven

In de pan hakken

Deze uitdrukking wordt gebezigd van een vijandelijk leger of legeronderdeel, dat buiten gevecht, verslagen, gedood, neergesabeld wordt. Volgens sommigen naar het in stukken houwen van vlees, om het in...
Lees meer

Een glazen pan hebben

(Z. N.) Kaalhoofdig zijn

De pan zal aanbranden

De zaak zal een verkeerde loop nemen

Iemand een pan bakken

Hem een part, een poets bakken

In de pan raken

Te gronde gaan, omkomen

Van de pan krijgen

Gestraft worden; slaag krijgen

Panem et circenses

Brood en spelen

Een pannetje lusten

Een borrel lusten

Een panische schrik

Een plotselinge, hevige schrik

Uit de rode pan eten

Eten op kosten van een ander

Het is daar een pan

Het is daar zeer wanordelijk

Iemand in de pan hakken

Iemand overwinnen

Ze vliegen de pan uit

Vermoedelijk ontleend aan de reclame van bakmeel, waarmee beweerd wordt dat daarmee de koeken de pan uit vliegen. Overdrachtelijk voor: het gaat vlot

Aan de pan blijven hangen

Zich om bestwil met iets bemoeien en er slecht afkomen

Aan de pan blijven hangen

Zich om bestwil met iets bemoeien en er slecht afkomen

In een paniekstemming raken

Dit woord ‘paniek' is ontleend aan de bosgod Pan, waarvan in 7184 sprake is. Aan de hand van dit laatste spreekwoord zijn beide bovengenoemde te verklaren