(bitumeus zand, oliezand), zandformatie gedrenkt met een zwart gekleurd, dik vloeibaar viskeus bitumen.
Teerzanden komen op vele plaatsen voor: o.a. in Canada, de vs, Venezuela, Malagasië, Roemenië, Albanië en de USSR. De grootste voorraden worden in het westelijk halfrond aangetroffen, m.n. in de Canadese provincie Alberta. De potentiële reserve (uiteindelijk winbare voorraad) aan bitumen wordt geschat op 240 mrd. m3. Deze hoeveelheid is van dezelfde orde van grootte als de totale winbare hoeveelheid aardolie.
Hoewel de aanwezigheid van teerzanden al meer dan 50 jaar bekend is, zijn pas in de jaren zeventig op kleine schaal ontginningen gestart. De belangrijkste problemen zijn van economische en van technische aard. Het mengsel van zand en bitumen moet als het eenmaal gewonnen is van zand worden ontdaan. Teerzanden bevatten ook steeds zwavel en zware metalen, die moeten worden verwijderd. Bovendien moet een dure raffinage het bitumen bruikbaar maken. Door de verhoging van de aardolieprijzen in de jaren zeventig werd de ontginning economisch aantrekkelijker.
De winning in dagbouw tast het milieu ernstig aan, doordat enorme hoeveelheden grond van de dikke deklagen verzet moeten worden. Op de meeste plaatsen zijn de deklagen echter zo dik dat dagbouw niet mogelijk is. Schachtbouw is door het losse gesteente meestal ook niet mogelijk. Er wordt daarom naarstig gezocht naar in-situ-methoden, waarbij b.v. stoom in het teerzand wordt geïnjecteerd, waardoor het bitumen verpompt kan worden. De verliezen daarbij zijn echter groot en ook dé gevolgen voor het milieu zijn niet bekend.