Gepubliceerd op 01-12-2020

pingo

betekenis & definitie

(vorstheuvel), heuvel, die in de ijstijd is ontstaan door vorming van een dikke ijskern in de grond, zelden dieper dan 10 m. De bovengrond is in een gebied waar pingo’s voorkomen min of meer permanent bevroren (permafrost).

De hoogte van de heuvel is afhankelijk van de ouderdom, doch overschrijdt zelden 20 m. Het voor ijsvorming benodigde water kan aangezogen zijn uit een opdooilaag, afkomstig zijn van een onbevroren gedeelte te midden van bevroren materiaal of toegestroomd zijn vanonder de permafrost via een scheur. De ijskern groeit, waardoor de door het ijs opgeduwde laag grond scheurt. Het ijs zal daarna onder invloed van de zon sneller smelten. De bedekkende laag glijdt langs het smeltende ijs naar beneden. Waar eens een pingo was, resteert tenslotte alleen nog maar een al of niet met water gevulde, min of meer ronde laagte, omgeven door een lage wal: een pingoruïne. De in Noord-Nederland voorkomende → dobben zijn zeer Waarschijnlijk voor een deel op deze wijze ontstaan.