Gepubliceerd op 01-12-2020

pioniervegetatie

betekenis & definitie

eerste vegetatie die zich in een leeg gebied vestigt. De soorten die zich het eerst ontwikkelen, kunnen zich niet lang handhaven en worden opgevolgd door andere soorten, die zich langzamer uitbreiden.

Zo’n ontwikkeling in de vegetatie heet successie en vindt plaats onder invloed van processen in het milieu (droogleggen van rietvelden door het graven van sloten e.d.), veranderingen in de bodem, concurrentie tussen de plantesoorten onderling en door invloeden van dieren (m.n. insekten). Voorbeelden van pioniervegetaties zijn de mossen en korstmossen op een kale rots, de drijvende waterplanten in een pas gegraven plas, de biestarwegrasduintjes op het strand, zeekraal en slijkgras op de slikken, de onkruidvegetatie op een verlaten akker en de moerasandijvievelden in een pas drooggevallen IJsselmeerpolder.De pioniersoorten produceren veel zaad, dat licht is en zich dus gemakkelijk laat verspreiden door de wind. Voor een moerasandijvieplant in Zuidelijk Flevoland werd het aantal zaden geschat op 120000, voor de blaartrekkende boterbloem zelfs op 400000. Strijd om de ruimte tussen de soortgenoten komt bij pioniervegetaties nog niet voor, doordat de begroeiing erg open is. Na verloop van tijd wordt het terrein ongeschikt voor de pioniersoorten. Voor b.v. moerasandijvie is dat al het geval na een seizoen; doordat de planten ondiep wortelen is de stikstof in de bovenste bodemlaag door één generatie sterk uitgeput en kieming van het zaad is daardoor niet meer mogelijk. Na de zaadvorming sterven de planten af en de daarin opgeslagen stikstof komt niet in de bodem terug, maar verdwijnt, waarschijnlijk door uitloging en afvloeiing met het oppervlaktewater. Volgende generaties blijven daarom klein en vormen veel minder zaad. → kolonisatie, → successie.