Wegen
(woog, heeft gewogen), I. overg., 1. de zwaarte, het gewicht onderzoeken van : iets op de hand wegen ; koffie, suiker, vlees wegen; zich laten wegen ; 2. (fig.) de draagwijdte, betekenis nagaan van : iemands, zijn woorden (op een goudschaaltje) wegen, nauwkeurig op de betekenis er van acht geven ; — overleggen, bepein...