Teef
I. v. (teven), 1. wijfje van de hond en de vos; 2. (scheldn.) meisje of vrouw, veelal vergezeld van afkeurende attributen: het is een echte teef, een kreng van een wijf; — een luie, een hete teef. II. v. (teven), (in de hoge veenderij) schop waarmee een turfgraver de afgestoken turven, die hem met de oplegger worden toegeworpe...