teef - afkeurende benaming voor een vrouw, vaak met het bijdenkbeeld van losheid van zeden; eig. ‘vrouwtjeshond’ (vgl. voor meer namen voor vrouw, dieren die 'hoer' gaan betekenen o.a. mot, trui en de mann. tegenhanger ram). Fy heete teven.
De Geest van Broer Cornelis 25 [ed. 1737].Dat is ’n loopse teef gehoord in Leiden [1975].