STOOM
I. m., g. mv., 1. walm van een lamp ; 2. damp waarin water overgaat wanneer het kookt, waterdamp van een spanning minstens gelijk aan de dampkringsdruk, bepaaldelijk gebezigd tot het in beweging brengen van een stoommachine : droge, natte, verzadigde, onverzadigde stoom ; die molen werkt met stoom ; — stoom op hebben (van boten, machines enz...