Wat is de betekenis van spatten?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPATTEN

(spatte, heeft en is gespat), 1. (onoverg.) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen : bloed spatte op mijn kleren ; stinkend water met spattende bellen ; — uit elkaar spatten ; 2. (overg.) (in) kleine deeltjes doen wegspringen : de pen spat, er springen fijne inktdruppeltjesvan af; inkt op iets spatten ; vuur, vonken spatten; 3. (overg...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spatten

spatten - Werkwoord 1. in kleine druppeltjes neervallen of uit elkaar bewegen Het bloed spat op mijn trui. 2. kleine druppeltjes uit elkaar laten vliegen De kraan spat alle kanten op. 3. iets of iemand nat maken door er vocht heen te gooien of...

2025-07-29
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

spatten

Zijdelings uitwijken van een muur, pijler, boog, kapbenen of gewelfribben, b.v. onder de druk van een gewelf of een kap.

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spatten

spatten - regelmatig werkwoord uitspraak: spat-ten 1. druppels vocht in het rond strooien ♢ spat niet zo met dat water! Regelmatig werkwoord: spat-ten ik spat jij/u spat ...

2025-07-29
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

spatten

Spatten is een techniek waarbij je verf of inkt met een hardharige borstel door een zeef wrijft; er ontstaat een zeer gelijkmatige oppervlaktebewerking.

2025-07-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

spatten

spatten - Techniek voor het creëren van een tint in een lithografie door lithografische inkt op de steen of plaat te spetteren met behulp van een harde kwast en een raster of een zeef.

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spatten

v., spatte; gedurig —, spatterje; met natte voeten —, fuotskje.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spatten

spatte, h. (2), i. (1) gespat (inz. v. water, modder: in delen, druppels, 1 rond- of opvliegen; 2 doen rondvliegen); 1. het bloed spatte uit de wonde; uit elkaar spatten; 2. met water spatten; wat spat dat rijtuig! vonken spatten.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spatten

(spattәn) (spatte, gespat) [~ spuiten] 1. (is) in kleine deeltjes opspringen: het bloed spatte uit de wonde; vonken kunnen -. 2. (heeft) delen slijk, vocht doen opspringen: de auto spatte met geweld; de pen spat.