SPATTEN
(spatte, heeft en is gespat), 1. (onoverg.) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen : bloed spatte op mijn kleren ; stinkend water met spattende bellen ; — uit elkaar spatten ; 2. (overg.) (in) kleine deeltjes doen wegspringen : de pen spat, er springen fijne inktdruppeltjesvan af; inkt op iets spatten ; vuur, vonken spatten; 3. (overg...