Wat is de betekenis van Sim?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sim

I. v. (-men), 1. snoer van een hengelroede. 2. kurk, dobber van een hengelsnoer; (zegsw.) iem. onder de sim hebben, hem onder de duim, in zijn macht, in bedwang hebben. 3. (gew.) touw waarmee een net wordt uitgespannen of dichtgetrokken. II. v. (-men), (thans in N.-Ned. alleen als eigennaam) aap.

2025-07-24
Afkortingenlijst Vlaanderen

Team taaladvies (2020)

SIM

Strategisch Initiatief Materialen

2025-07-24
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Sim

Zie Simon

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sim

sim - Zelfstandignaamwoord 1. (visserij) lijn van een hengel 2. (visserij) drijver aan een hengelsnoer die gaat bewegen als een vis in het aas hapt 3. (visserij) touw om een visnet dicht te trekken of uit te spannen sim - Zelfstandignaamwoord 1. kaartje dat een telefoonbedrijf aan een abonnee verstrekt om in een mobiele...

2025-07-24
Luchtvaart begrippenlijst

Koningklijke Schiphol Group (2016)

SIM

Samenwerking Innovatieve Mainport. Samenwerkingsverband van Schiphol Group met KLM, TU Delft, TNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium. Doel is het verbeteren van de bereikbaarheid en de processen op de luchthaven met innovatieve ontwikkelingen

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

sim

Aap. Ik heb een bende snotneuzen zien rondlopen maar ik weiger ze de lieve naam kind te geven. Wel die van bazige simmen en aapjes, JONCKHEERE 1957, 21. Ik (zie) een heel klein aapje met zijn kontje naar ons gekeerd ... . Door de lenzen lees ik duidelijk van haar intelligent grimas het bekend besef af: wij hebben elkaar reeds vroeger gezien maar h...

2025-07-24
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Sim

m -> Simon (Zuid-Ndl.).

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sim

hengelsnoer; dobber

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sim

s., snoer (it); (gedeelte tussen dobber en haak), sim (it), sink (it); iem. onder de — houden, immen ûnder ’t sim, ûnder de kwint, ûnder de plak hâlde.