Ros
I. o. (-sen), (litt. t.) paard: hij besteeg zijn5 moedig ros; — bep. schoon, vurig, moedig paard; strijdpaard; — het ijzeren ros, de spoortrein; — het stalen ros, het rijwiel. II. rosse v., (Zuidn.) 1. slecht of oud paard, knol. 2. slecht mens, kanal je; een ros (van een wijf), helleveeg,...