Wat is de betekenis van postbode?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Postbode

m. (-n), brievenbesteller.

2025-07-22
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

postbode

iemand die post bezorgt. iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met het bezorgen van post, vooral brieven, briefkaarten en pakketjes. Voorbeelden: De postbode stond vriendelijk lachend op de stoep toen Brian de deur opende en overhandigde hem een envelop. Willem Zebregs, Ritueel des doods, 2001 Toen we nog in Heidelberg...

2025-07-22
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

postbode

1) (1984) (Vlaanderen, voetb.) speler die een tegenspeler uit hetzelfde dorp geld geeft, omkoopt. • Uitgerekend Gerets en Janssen, de postbode en de kleine omgekochte in het spel, hebben op de bewuste dag de shirtjes met elkaar geruild. (Sport 80, april 1984) 2) (1978) (Nederland, sold.) marinier. • (Henk Salleveldt: Het wo...

2025-07-22
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Postbode

Postbode - speler die een tegenspeler uit hetzelfde dorp geld geeft, omkoopt. Vgl. huisvriend, knapenschenders, slachtoffer, uitgelopen dineetje, veilig. Uitgerekend Gerets en Janssen, de postbode en de kleine omgekochte in het spel, hebben op de bewuste dag de shirtjes met elkaar geruild. - Sport 80 april 1984 ​

2025-07-22
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

postbode

postbode - zelfstandig naamwoord uitspraak: post-bo-de 1. wie de post aan huis bezorgt ♢ is de postbode al geweest? Zelfstandig naamwoord: post-bo-de de postbode de postbodes ...

2025-07-22
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Postbode

De mens die contact met ons opneemt en ons iets brengt, waarop we misschien al hunkerend hebben gewacht. Wanneer hij verschijnt, kan een verwachting in goede of in slechte zin in vervulling gaan.

2025-07-22
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Postbode

s., post(rinder), brieverinder.

2025-07-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

postbode

('pozd) m. (-n, -s) 1. Algm. koerier. 2. Inz. brievenbesteller.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

postbode

m. (-n, -s), brievenbesteller.