Wat is de betekenis van piek?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Piek

I. m. (-en), prik, steek: hij gaf mij een piek met zijn lineaal. II. (<Fr.), v. (-en), 1. kegelvormige bergtop: de piek van Teneriffe; 2. wat puntig uitsteekt, inz. een opstaand of uit het kapsel vallend bosje haar: je mag die piek wel eens afknippen; de piekjes van de hop komen al boven de grond; 3. ruimte in...

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

piek

1) (1906) (Barg.) gulden. Verwijst naar het beeld van de Nederlandse Maagd (als symbool van de vrije republiek sedert 1681) en afgebeeld (op één kant van de zilveren gulden) met een lans of piek (zie bijv. citaat uit De Volkskrant. 1991). De term was aan het begin van de twintigste eeuw eveneens populair in de studententaal. Ook wel:...

2025-07-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Piek

Zie Pike

2025-07-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

piek

gulden In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt zowel piek, piekelman als pieterman voor ‘gulden’. Als voorbeeldzin geeft hij: ‘Dat was de man vier piek.’ De herkomst van piek is niet met zekerheid bekend. Men brengt het in verband met ...

2025-07-29
CBS begrippenlijst

CBS (2018)

PIEK

Certificaat voor stille producten en voertuigen. De vrachtwagens en andere transportmiddelen die gebruikt worden bij het laden en lossen moeten voldoen aan de toegestane piekniveaus. Om zichtbaar te maken dat een voertuig of een ander transportmiddel stil is, hebben BMWT, FOCWA en RAI de Stichting Piek-Keur opgericht. Stichting Piek-Keur heeft een...

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

piek

piek - zelfstandig naamwoord 1. het hoogste punt ♢ hij heeft de piek van de berg nog niet bereikt 1. de vakantiepiek [de tijd waarin de meeste mensen met vakantie zijn] 2. pl...

2025-07-29
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Piek

Piek - de piek (zijn piek) schuren: deserteren, vluchten. Eig. gezegd van een soldaat die onder het voorwendsel van zijn piek ( = lans met een platte ijzeren punt) te moeten schuren zich verwijdert en niet meer terugkeert (Stoett). Huizinga geeft een andere uitleg: wie met de piek ten strijde moest trekken, hield haar geveld. Wie haar schuurt, d.i...

2025-07-29
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

piek

(zn) capuchon WB.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

piek

piek - Speren met een stalen kop met een zeer scherpe punt en soms met een haak of een punt aan de zijkant, doorgaans 5 tot 6 meter lang en met een kleine blad- of ruitvormige kop; door de infanterie gebruikt als afweermiddel tegen de cavalerie van het eind van de 15e eeuw tot halverwege de 17e eeuw.