Omvatten
(omvatte, heeft omvat), 1. omsluiten, om vangen: iemands polsen omvatten; met hun zessen konden zij de boom nauwelijks omvatten; 2. omgeven: een kimono omvatte haar weelderige vormen; een juweel door goud omvat, in goud gevat; — oneig.: zwarte duisternis omvatte hen; 3. (fig.) met de geest of het gezicht omsluiten, vatten: hij...