Wat is de betekenis van Omvatten?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omvatten

(omvatte, heeft omvat), 1. omsluiten, om vangen: iemands polsen omvatten; met hun zessen konden zij de boom nauwelijks omvatten; 2. omgeven: een kimono omvatte haar weelderige vormen; een juweel door goud omvat, in goud gevat; — oneig.: zwarte duisternis omvatte hen; 3. (fig.) met de geest of het gezicht omsluiten, vatten: hij...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omvatten

omvatten - Werkwoord 1. (ov) binnen zich insluiten De les omvatte ook een oefening van de geleerde oplosbaarheidsregels. omvatten - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van omvatten ♢Wij omvatten ♢Jullie omvatten...

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omvatten

omvatten - regelmatig werkwoord uitspraak: om-vat-ten 1. het in zich hebben ♢ het plan omvat ook een grote verbouwing 2. er je handen omheen houden ♢ hij omvatte haar gezicht met beide handen...

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omvatten

v., omklamme, -klamje, -klammerje, -fetsje, bifetsje, bifiem(j)e.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omvatten

omvatte, h. omvat (1 omsluiten; 2 in zich houden): 1. een boom omvatten; 2. dat examen omvat heel wat, er behoort heel wat toe.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omvatten

(omvatte, heeft omvat) 1. vattend omgeven, omsluiten: iemand met uitgebreide armen -, omvat houden; iemands knieën -. Syn. ➝ omarmen. 2. begrijpen: een geest die alles wil. 3. overzien: de heuvels met het oog -.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omvatten

(omvatte, heeft omvat), 1. omsluiten, omvangen: iemands polsen -. 2. omgeven: een kimono omvatte haar weelderige vormen; een juweel door goud omvat, in goud gevat; (oneig.) zwarte duisternis omvatte hen; 3. (fig.) met de geest of het gezicht omsluiten, vatten: hij trachtte met zijn blik de omtrek te —; 4. inhouden: die vraag omvat meer dan...

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omvatten

Omvatten (omvatte, heeft omvat), omsluiten, omvangen: iemands polsen omvatten; met hun zessen konden zij den boom nauwelijks omvatten; — omgeven: een kimono omvatte haar weelderige vormen; een juweel door goud omvat, in goud gevat; — zwarte duisternis omvatte hen, omringde hen aan alle kanten; — (fig.) hij trachtte met zijn blik...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Omvatten

zie Omarmen.