Wat is de betekenis van Neolithicum?

o., laatste periode van de steentijd, voor de opkomst van het gebruik der metalen.

Neolithicum - Zelfstandignaamwoord 1. (archeologie) neolithicum (in de vóór 2006 gangbare schrijfwijze) ♢ Uit de periode van het Neolithicum of Nieuwe Steentijd dateren de bekendste monumenten uit de Nederlandse prehistorie: de hunebedden, (…)

Nieuwe steentijd; prehistorische periode gemarkeerd door het begin van de landbouw en eindigend bij het begin van de bronstijd Twee innovaties kenmerken het Neolithicum, namelijk de landbouw (inclusief vestiging van sedentaire gemeenschappen), en het gebruik van aardewerk en keramiek. De periode van het Neolithicum ligt niet precies vast omdat de l...

Laatste fase van de Steentijd, letterlijk Jonge Steentijd (4700-2000 v.Chr.). Het Neolithicum onderscheidt zich van het voorgaande Mesolithicum door het voorkomen van akkerbouw en veeteelt en van de volgende Bronstijd door het ontbreken van bronzen voorwerpen. Voor Noord-Nederland kan het begin van het Neolithicum op 4700 v.Chr. worden gesteld (& L...

De Jonge Steentijd, de tijd van de komst van de landbouw.

Nieuwe Steentijd; 5300 - 2000 v.Chr. Periode uit de Prehistorie. Kenmerkend is de intrede van landbouw. In de voorgaande perioden (Mesolithicum, Paleolithicum) leefde de mens van de jacht en het verzamelen van voedsel. Een tweede kenmerk is de vervaardiging van aardewerk. Terwijl in Limburg de eerste boerengemeenschappen rond 5000 v.Chr. zich vesti...

[v. Gr. neos = nieuw, en lithos = steen] de Nieuwe Steentijd, de laatste periode van het Stenen Tijdperk, waarin de mens stenen werktuigen gebruikte.

Neolithicum [Gr. neos, nieuw, lithos, steen], of Jonge Steentijd, prehistorische periode in Europa en West-Azië tussen het → Mesolithicum en, al naar gelang het gebied, de Koper- of → Bronstijd. Traditioneel wordt het Neolithicum in verband gebracht met voedselproduktie door akkerbouw en/of veeteelt, het verschijnen van permanente nederzettingen, a...

(Neoliticum) nieuwe steentijd (archeol.)