Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 21-04-2020

Neolithicum

betekenis & definitie

Nieuwe steentijd; prehistorische periode gemarkeerd door het begin van de landbouw en eindigend bij het begin van de bronstijd

Twee innovaties kenmerken het Neolithicum, namelijk de landbouw (inclusief vestiging van sedentaire gemeenschappen), en het gebruik van aardewerk en keramiek. De periode van het Neolithicum ligt niet precies vast omdat de landbouw niet overal op hetzelfde moment begon. Op sommige plekken op aarde werden nog stenen werktuigen gebruikt tot in de moderne tijd, terwijl men elders al beschikte over koper, brons en ijzer.

Landbouw begon als eerste in het Midden-Oosten, ongeveer 10.000 jaar geleden en dit moment wordt dan ook vaak aangewezen als het begin van het Neolithicum. Maar de verbreiding naar Europa duurde voort tot 4.000 jaar voor Christus; de tussenliggende periode wordt Mesolithicum genoemd. Het Mesolithicum is voor Nederland de belangrijkste periode voordat er landbouwgemeenschappen kwamen. In Noordelijk Europa ging het Mesolithicum vrijwel direct over in de bronstijd en was er nauwelijks sprake van een Neolithische periode.

Het Neolithicum valt gedeeltelijk samen met de geologische periode van het Holoceen (11.650 jaar geleden tot heden). Na de laatste ijstijd van het Pleistoceen brak een periode aan met gematigd klimaat. De ijsvlakten van Noord-Europa maakten plaats voor steppen en vruchtbare vlaktes, wat een grote invloed had op de evolutie van de mens.

Tijdens het Neolithicum was Homo sapiens als enige mensensoort overgebleven. De neanderthaler en de Denisova-mens in Noord-Europa en ook de Floresmens en de Luzonmens in Azië waren uitgestorven tijdens het Late Paleolithicum.

Het Neolithicum wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan stenen werktuigen, pijlpunten, aardewerk, ivoren artefacten, beeldjes en allerlei gereedschappen voor de landbouw en het bereiden van eten.