Wat is de betekenis van Menno Simonsz?

Ned. predikant, *jan. 1496 Witmarsum (Friesl.), ✝ 31.1.1561 Wüstenfeld (Holstein). Pastoor te Witmarsum; sloot zich aan bij de → Wederdopers: keurde hun optreden in Munster echter af en schreef n.a.v. hun uitspattingen, te Witmarsum (klooster Oldeklooster): Gansch duidelijk en klaar bewijs tegen Jan van Leiden; trad 1536 uit de Kerk en or...

(1496-1561) Nederlands doopsgezind predikant, vader der mennonieten. Tot 1536 pastoor te Witmarsum (Friesland). Wees als voorstander van een zuivere christelijke gemeente de eed, de krijgs- en de overheidsdienst af (Dat fundament des christelycken leers, 1539).

Geestelijke vader der Mennisten of → Doopsgezinden. * Jan. 1496 te Witmarsum♰31 Jan. 1561 te Wüstenfelde bij Lübeck. Waarschijnlijk gevormd bij de Minderbroeders te Bolsward. „Het is geschiet Anno 1524 mijns ouderdoms 28 jaren, dat ick my in mijns Vaders Dorp Pinningum genaemt in der Papen dienst begeven hadde”. Misschien...

('menno 'si:mons) Nederlands hervormer, 0 1496 te Witmarsum, pastoor aldaar, sinds 1536 zwervend prediker, ♰ 31 jan. 1561 bij Lübeck; erkende alleen de doop der bejaarden, verwierp de H. Drievuldigheid en de godheid van Kristus en verbood de eed.

Ned. doopsgezind voorganger, *(?).1.1496 Witmarsum (Friesland), ♰31.1.1561 Wüstenfeld (Holstein). Menno Simonsz was vicaris te Pingjum. Hij was van oordeel dat de kinderdoop onrechtmatig was. Onder invloed van doperse predikers sloot Menno, nadat hij pastoor te Witmarsum geworden was, zich aan bij deanabaptisten. Hij keurde hun optreden in Mun...