Jeugd
v., g. mv., 1. het jong-zijn, de jonkheid als staat of hoedanigheid: de schoonheid en de jeugd en kan niet lange duren (Vondel); (spr.) jeugd heeft geen deugd, in de jeugd valt het bedwingen der hartstochten moeilijk ; men zou er zich een jeugd aan eten, van spijs die kracht en sterkte geeft; — jonge leeftijd of voorkomen...