Bad
I. BAD o. (-en), 1. vloeistof, inz. water, waarin men het lichaam of een deel er van laat verblijven; ook de indompeling: een verfrissend bad; een bad nemen; in het bad gaan; koude en warme baden ; — (fig.) iem. een koud bad geven, hem zijn illusies ontnemen, (ook) hem kalmeren ; — (bijb.) het bad der wedergeboorte,...