Afwerpen
(wierp af, heeft afgeworpen), 1. (kledingstukken, sieraden enz.) haastig en zonder zorg afdoen: een mantel, een doek, een gordel, een boezelaar, de hoed, de degen enz. af werpen; de soldaten wierpen hun ransels af; ook fig.: ’t jongelingskleed werd af geworpen ; — dc wapenen afwerpen, ze als een nutteloze las...