Wat is de betekenis van Afbeulen?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afbeulen

(beulde af, heeft afgebeuld), (fig. meedogenloos door zware en langdurige arbeid of overgrote inspanning geheel afmatten: een knecht, een paard, zijn lichaam, zijn ziel afbeulen; zich afbeulen; een afgebeuld lichaam, afgetobd, uitgeput.

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afbeulen

afbeulen - Werkwoord 1. heel hard werken Als de leiders in de wedstrijd op 80 procent van hun race zitten en het begint te miezeren in Drenthe, haalt de jury Yu uit de wedstrijd. Zo zijn eenmaal de regels, de organisatie heeft geen mededogen met een Japanner die al tien jaar op eigen kosten vanuit Japan naa...

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afbeulen

afbeulen - regelmatig werkwoord uitspraak: af-beu-len 1. meedogenloos afmatten, zware arbeid laten verrichten ♢ dat paard wordt afgebeuld door de boer Regelmatig werkwoord: af-beu-len ik beul af (... ik afbeul)...

2025-07-27
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

afbeulen

(wdk ww; beulde zich af; h. zich afgebeuld) SP - meedogenloos door zware en langdurige training of over grote wedstrijdinspanning geheel afmatten. • Ik heb vaak een nachtmerrie gehad: ik probeer te fietsen, beweeg wanhopig onophoudelijk mijn benen, maar kom geen centimeter vooruit. Zo voelde ik me in die koers naar Laureles. Ik beulde me af en toch...

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afbeulen

v., ôfmartelje, (ôf)beune, ôfbeule, ôfbiizgje; zich —, jin ôfbealgje.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afbeulen

beulde af, heeft afgebeuld, uitputten, afmatten door zwaar werk; zich afbeulen.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afbeulen

(beulde af, heeft afgebeuld) door zwaar werk afmatten : een paard, zich -.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

afbeulen

afbeulen - af'beulen (beulde af, heeft afgebeuld), (fig.) meedogenloos door zware en langdurige arbeid of overgrote inspanning geheel afmatten: een knecht, een paard, zijn lichaam, zijn ziel —.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

afbeulen

afbeulen geleed woord Zie: beul