Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 06-02-2017

experimenteel proza

betekenis & definitie

Wanneer in de antiroman zelfs het verschil tussen proza en poëzie begint te vervangen, spreekt men van experimenteel proza. Bert Schierbeek duidde zijn werken dan ook aan als ‘proëzie’ en zei in een interview: ‘Je kunt een lezer geen honderd pagina’s kwarto voorzetten zonder hoofdpersonen en ook nog zonder enige typografische ruggesteun.’

Veel teksten lijken collages van allerlei soorten teksten: toneel, gedichten, gewoon proza, concrete gedichten. Bert Schierbeek (1918-1996) is de belangrijkste Nederlandse schrijver van experimenteel proza. Vanaf 1951 publiceerde hij een groot aantal ‘proëzieboeken’, waarvan de bekendste waarschijnlijk zijn: Het boek ik (1951), De andere namen (1952), De derde persoon (1955), De gestalte der stem (1957) en Ezel mijn bewoner (1963).

Het belangrijkste buitenlandse voorbeeld is Finnegans wake (1939) van James Joyce, waarin het experiment zover is doorgevoerd dat er zelfs van een normale taal geen sprake meer is: de basis ervan is Engels maar dat is geheel gede­formeerd door het te vermengen met tal van andere Europese talen. Het barst van de verwijzingen, toespelingen, taalgrapjes, woordspelingen, cryptogrammen, raadseltjes en tal van andere zaken, die een normale lezing eigenlijk onmogelijk maken: het kan alleen bestudeerd worden (wat dan ook op grote schaal gebeurt, vooral aan Amerikaanse universiteiten).