Lexicon van Sprookjes

A.J. Dekker, J. van der Kooi en prof. dr.Theo Meder (2005)

Gepubliceerd op 11-06-2020

Hans en Grietje

betekenis & definitie

DE ouders van Hans en Grietje kunnen in een periode van grote schaarste hun kinderen niet langer te eten geven. Hun stiefmoeder overtuigt hun vader dat ze midden in een bos zullen moeten worden achtergelaten om daar te worden prijsgegeven aan de hongerdood.

Hans hoort zijn ouders hierover praten en stopt 's nachts uit voorzorg kiezelsteentjes in zijn zak.'s Morgens gaan ze met hun ouders hout zoeken in het bos. Hans gooit telkens ongemerkt een kiezelsteen op de grond. Hun ouders laten de kinderen vervolgens alleen in het bos achter. Wanneer de maan is opgekomen, vinden Hans en Grietje met behulp van de kiezelsteenjes de weg terug naar huis.

Na enige tijd is er weer schaarste in het land en is het eten bijna op. De stiefmoeder zegt weer tegen de vader van Hans en Grietje dat de kinderen het bos in moeten, maar nu verder dan de vorige keer zodat ze niet terug kunnen komen. Hans hoort dit, wil net als de eerste keer kiezelsteentjes verzamelen, maar dat gaat niet omdat zijn stiefmoeder de deur op slot heeft gedaan.

's Morgens gaan ze met z'n allen op weg naar het bos. Hans gooit nu brokjes brood op de weg. Wanneer Hans en Grietje weer alleen zijn achtergelaten, proberen ze bij maanlicht via de broodbrokjes de weg terug te vinden. Helaas hebben de vogels ondertussen al het brood opgegeten.

Na twee dagen ronddolen zien ze een sneeuwwit vogeltje dat mooi zingt. Ze lopen het achterna en komen bij een huisje van brood, met een dak van koek en ramen van suiker. De uitgehongerde kinderen beginnen van het huisje te eten. De bewoonster van het huis is een oude, slechtziende heks. Ze vraagt:

Knibbel, knabbel, knuisje, Wie knabbelt aan mijn huisje?

De kinderen antwoorden: ‘De wind, de wind, dat hemelse kind’ en gaan door met eten. De heks komt echter naar buiten en vraagt ze om binnen te komen. Ze krijgen een heerlijke maaltijd voorgezet.

De volgende morgen sluit de heks Hans op in een stal met de bedoeling om hem vet te mesten en vervolgens op te eten. Grietje moet hem te eten geven. Iedere ochtend vraagt de heks Hans zijn vingers door het hek te steken om te voelen of hij al vet genoeg is. Hans steekt telkens een botje door het hek zodat de heks denkt dat hij maar niet vet wordt. Na een maand verliest ze haar geduld en besluit hem te slachten en te koken. Grietje moet een ketel water heet maken.

De heks maakt ook de oven aan, zogenaamd om brood te bakken. Ze vraagt Grietje om de oven in te gaan om te controleren of de temperatuur goed is. Grietje zegt dat ze niet weet hoe ze in de oven moet klimmen en vraagt of de heks haar dat voor kan doen. De heks stopt haar hoofd in de oven, waarna Grietje haar in de oven duwt. De heks verbrandt.

Hans en Grietje stoppen hun zakken vol met edelstenen en parels van de heks en gaan daarna op zoek naar hun ouderlijk huis. Bij een groot water worden ze door een eend overgezet. Tenslotte komen ze thuis bij hun vader de stiefmoeder is inmiddels overleden - en hoeven ze voortaan niet meer in armoede te leven.

Het sprookje van Hans en Grietje vertoont inhoudelijk sterke overeenkomst met het sprookje van Klein Duimpje en de reus en van Janmantje in het papieren huisje. In alle drie de typen probeert een heks of reus de kinderen op te eten en weten dezen dit door middel van list te verhinderen. Het lukt ze ofwel hun belagers zelf uit te schakelen ofwel door verwisseling van kleren de reus zijn eigen kinderen te laten doden. Verder beginnen de sprookjes van Hans en Grietje en Klein Duimpje beide met het inleidende motief van de ouders die zich van hun kinderen ontdoen, gevolgd door het motief van het terugvinden van de weg naar huis door middel van het strooien van kiezelsteentjes of andere voorwerpen.

We treffen de afzonderlijke motieven van het sprookje al vroeger dan het complete sprookje zelf aan in diverse verhalen. Zo komt het beginmotief van het kind dat door de ouders het huis uit gedaan wordt, maar de weg weer terugvindt, al voor in Martin Montanus' Gartengesellschaft (1559), in Basile's Pentamerone (1634-36) en in het sprookje van Klein Duimpje bij Perrault (1697). Het complete sprookje van Hans en Grietje verschijnt voor het eerst in de Kinderund Hausmärchen van de gebroeders Grimm (‘Hänsel und Gretel’, nr. 15, vanaf 1812). Hoe zij aan dit sprookje zijn gekomen is niet precies duidelijk, maar vermoedelijk hebben ze een versie van Dorothea Wild gehoord. Het eerste deel van het sprookje vertoont duidelijke invloed van Perrault. De gebroeders Grimm hebben voortdurend aan het sprookje geschaafd. Zo hebben ze in de vijfde druk (1843) nog tal van wijzigingen aangebracht en bijvoorbeeld het motief van het sneeuwwitte vogeltje toegevoegd.

Het sprookje behoort tot de bekendste van het Europese sprookjesrepertoire. Het is in heel Europa in de 19e en 20e eeuw als mondeling verhaal opgetekend. Er bestaan grote verschillen tussen deze mondelinge versies. Zo spelen lang niet altijd broer en zuster de hoofdrol, maar komen ook andere combinaties voor zoals drie broers, drie zusters of een jongetje en de dochter van de heks of een ander meisje. Daarnaast is het sprookje sterk vertegenwoordigd in de literaire traditie van de geïllustreerde (kinder)sprookjesboeken, van waaruit het weer in de mondelinge overlevering is terechtgekomen. In Nederland is het sprookje diverse malen opgetekend in een versie die duidelijk teruggaat op die van de Kinderund Hausmärchen, maar het werd hier ook wel verknoopt met Janmantje in het papieren huisje. Uit Vlaanderen kennen we het acht keer.

Ook in andere artistieke genres is het doorgedrongen: kinderprenten, postkaarten, beeldverhaal en opera (Hänsel und Gretel [1893] van Engelbert Humperdinck). In 1954 verscheen de Amerikaanse poppenfilm Hansel and Gretel onder regie van John Paul. Een Duitse erotische film werd in 1970 vervaardigd onder de titel HÄNSEL UND GRETEL VERLIEFEN SICH IM WALD. In een literair-parodistische bewerking van Wim Meyles uit 1991 (De pitbull en de zeven geitjes. Grimmige sprookjes uit de jaren '90) zijn Hans en Grietje studenten met een basisbeurs, die van hun ouders geen aanvullende financiering krijgen. Op weg naar Groningen overnachten ze bij meneer Heckx, een bankier die hun een lening aansmeert die ze de rest van hun leven moeten afbetalen.

Een andere parodie verscheen in 1996 onder de titel ‘Een sprookje van Hasj en Wietje’ anoniem op Internet. De traditionele plot van het sprookje wordt op de voet gevolgd, maar alles wordt met drugs in verband gebracht.

Overigens is Hans en Grietje tegenwoordig om evidente redenen een geliefde naam voor snackbars (onder andere Schiedam) en eetcafés (onder andere Amsterdam). Een succesvolle mystificatie was de ‘studie’ van Hans Traxler, Die Wahrheit über Hänsel undGretel (1963), waarin deze beweert de historische plaats en gebeurtenissen op het spoor te zijn gekomen. Hij vindt het huisje van de heks in de Spessart en komt tot de conclusie dat zij vermoord is om het geheime recept van de Lebkuchen.

Het traditionele sprookje van Hans en Grietje is op verschillende manieren symbolisch en psychologisch geïnterpreteerd als de literaire neerslag van een proces van menselijke volwassenwording. Dat Hans en Grietje in handen van de heks vallen wordt bijvoorbeeld geduid als een gevolg van hun materialistische levenshouding, in het sprookje geconcretiseerd als hun snoeplust.

TON DEKKER TEKSTEN: KHMnr. 15; Meyles 1991, pp. 13-15.

STUDIES: AT 327A; BPI, pp. 115-126; EM VI, kol. 498-509; DeMeyer 1968,

p. 47; Mieder 1981, pp. 9-34; Mieder 1985, pp. 59-70; Scherf 1987, pp.
170-179; Scherf 1995, I, pp. 548-554; Sinninghe 1943a, p. 20;

Tomkowiak/Marzolph 1996, I, nr. 4; Traxler 1963; VDK p. 318.