Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Bacteriën

betekenis & definitie

levende organismen, die zich ontwikkelen in levende of dode lichamen en in de uitscheidingsprodukten daarvan. Het zijn eencellige, bijzonder kleine organismen, die alleen met behulp van de microscoop door middel van bepaalde kleuringen of belichtingsmethoden zichtbaar gemaakt kunnen worden.

Er zijn tienduizenden soorten, die overal in de natuur voorkomen. Zonder hen zou de stofwisseling in de natuur niet mogelijk zijn. Zij leven en vermeerderen zich in levende en dode organismen. De uitscheidingsprodukten van hun stofwisseling roepen in het lichaam vaak heftige afweerreacties op, die waarneembaar zijn in allerhande ziektebeelden. Slechts een kleine minderheid (1 :30.000) is ziekteverwekkend. Alleen wanneer het afweervermogen van het lichaam doorbroken wordt, kunnen de ziektekiemen zich daarin ontwikkelen. Deze gevoeligheid voor ziekte van het lichaam kan zijn oorzaak hebben in ondoelmatige levenswijze of door schadelijke invloeden uit de buitenwereld (kouvatten) ontstaan.

Dan pas is de besmetting aanleiding tot een ziekte. Wanneer op of in het lichaam ziektekiemen leven, zonder dat dit ziek wordt, dan spreekt men van een bacterie- of bacillendrager. B. onderscheidt men naar hun uiterlijk, groei en verhouding tot zekere kleuroplossingen en voedingsbodems. Staafvormige b. noemt men bacillen, bolvormige coccen. De meest voorkomende etterverwekkers zijn coccen. Zijn de bolvormige bacteriën in snoervormige groepjes gerangschikt, dan spreekt men van streptococcen, in trosvormige groepjes van stafylococcen. Vele b. vormen duurzame vormen, die een groot weerstandsvermogen hebben tegen van buiten komende invloeden als warmte en koude: de zgn. sporen. De spiraalvormigen en hun variëteiten, zoals bijv. de spirocheten, zijn kurketrekkervormige ziektekiemen, die met de gewone microscoop niet zichtbaar gemaakt kunnen worden; ze worden virussen genoemd.

Sedert Robert Koch geldt de leer dat b. specifiek zijn voor hun soort. Tuberkelbacillen, gonococcen, reumavirussen bijv. zijn levende organismen, die elk een eigen ontwikkeling doormaken en niet van de een in de ander kunnen overgaan, zoals dat ook het geval is met de hogere dier- en plantensoorten. Er bestaat echter ook een leer, die door de officiële wetenschap van de hand gewezen wordt, volgens welke de b. ten dele ontwikkeld zijn uit gezamelijke basis- en tussenvormen. Deze tussenvormen worden door sommige onderzoekers, zoals bijv. Prof. Enderlein verantwoordelijk gesteld voor kanker, reuma en andere ziekten.