iedereen, van klein tot groot, arm en rijk. Alleman staat voor alle man — ieder mensch, en Jan is genomen als de meest voorkomende doopnaam.
Vandaar zijn verschillende ambten en bedrijven door een Jan voorgesteld:Jan Compagnie = de O. I C.;
Jan Contant = een goed betalende, soliede koopman;
een Jan Cordaat = een moedig soldaat;
Jan Courage = onze matroos;
Jan Crediet = de koopman, die op alle markten vertrouwen geniet;
Jan de Rijmer = een pruldichter;
Jan de Wasscher = de held van een oude prent: hij deed al het vrouwenwerk in huis en de vrouw deed mannenwerk;
Jan Plezier = groot gezelschapsrijtuig;
Jan Rap en zijn maat = het gepeupel;
Jan Salie = de trage, die niets durft ondernemen;
Jan Hen (of Janhen) = een Keukenpiet;
Jantje huilt en Jantje lacht = iemand die gauw huilt, maar ook gauw weer lacht.
„Het met een Jantje van Leiden laten afloopen” — met een sisser;
Jan van Leiden, ’t hoofd der Wederdoopers, werd koning van Sion (Munster), maar stierf op ’t schavot.
Zich er met een Jantje van Leiden afmaken = met mooie praatjes, zooals Jan van Leiden deed, die allerlei schoons voorspelde.
Jan Oome (Janoom) = de bank van leening, als een oom, die geld voorschiet.