Gepubliceerd op 18-08-2020

Hoofd

betekenis & definitie

Ook aan dit voornaam lichaamsdeel zijn vele uitdrukkingen ontleend. Het hoofd in den schoot leggen: zich onderwerpen, berusten in iets; versta: het hoofd in den schoot van den overwinnaar leggen, zooals vroeger bij onderwerping gewoonte was.

Iemand het hoofd bieden: weerstand bieden, ontleend aan de houding van een vechtenden bok. De hoofden bij elkaar steken: samenspannen; eigenlijk: samen in ’t geheim, fluisterend overleggen, als bij een geheime samenzwering. Het hoofd opsteken: in opstand, verzet komen; denk hierbij aan iemand, die zich onderworpen heeft en het hoofd heeft gebogen, maar het later weer opsteekt. Voor ’t hoofd geslagen staan: bedremmeld, zooals iemand, die een harden slag krijgt en versuft is. Twee hoofden in één kaproen: het samen eens zijn, onder één hoedje spelen. Een kaproen was de kap van den mantel (verwant met caput = hoofd, en kaper: een wollen vrouwenmuts).