Definities van Levende taal verklarend woordenboek in de Ensie D
- Daalder
- Daar komt de aap uit de mouw
- Daar zit de knoop
- Dahlia
- Damasceeren
- Damocles
- Dat is buiten mijn hoefslag
- Dat is een kolfje naar zijn hand
- Dat is een nagel aan zijn doodkist
- Dat is koren op zijn molen
- Dat kan niet door den beugel
- Dat legt hem geen windeieren
- Dat loopt de spuigaten uit
- Dat muisje zal een staartje hebben
- Dat snijdt geen hout
- Dat staat maar op een zandgrond
- Datum
- David en Jonathan
- De Alpha en de Omega
- De bakens zijn verzet
- De Benjamin
- De beste stuurlui staan aan wal
- De bordjes zijn verhangen
- De dood van Yperen
- De draad van Ariadne
- De druiven zijn hem te zuur
- De drukking der melk brengt boter voort
- De duif met den olijftak des vredes
- De eerste viool spelen
- De hekken zijn verhangen
- De huik naar den wind hangen
- De jongste dag
- De jongste schepen velt het vonnis
- De kap maakt den monnik niet
- De kap op den tuin hangen
- De kastanjes voor een ander uit het vuur halen
- De keerzijde der medaille
- De kluts kwijt zijn
- De kogel is door de kerk
- De kroon spannen
- De laatste loodjes wegen het zwaarst
- De lakens uitdeelen
- De mantel zijns meesters is op hem gevallen
- De matador zijn
- De mijl op zeven
- De molen is door de vang
- De mug uitzijgen, maar den kemel doorzwelgen
- De plaat poetsen
- De plank misslaan
- De raven zullen hem geen brood brengen
- De schepen achter zich verbranden
- De schillen (of schellen) vallen hem van de oogen
- De tale Kanaans
- De teerling is geworpen
- De tering naar de nering zetten
- De verzenen tegen de prikkels slaan
- De vierschaar spannen
- De vuurproef doorstaan
- De wrekende Némesis
- De zoete inval
- De zondebok zijn
- Deemoed
- Demon, demonisch
- Den (Gordiaanschen) knoop doorhakken
- Den aap binnen of beet hebben
- Den boel in t riet sturen
- Den boventoon voeren
- Den breeden weg opgaan
- Den dans ontspringen
- Den draad kwijt zijn
- Den eersten steen op iemand werpen
- Den gek scheren met iemand
- Den genadeslag geven
- Den levensdraad afspinnen, afsnijden
- Den Moriaan wasschen of schuren
- Den reinen is alles rein
- Den Rubicon oversteken
- Den staf breken over iemand
- Den teugel vieren
- Despoot
- Deurwaarder
- Deus ex machina
- Die 't eerst komt, ’t eerst maalt
- Die aan den weg timmert, heeft veel berichts
- Die het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid op den neus
- Doelwit
- Doggersbank
- Dokter
- Doodarm, doodeenvoudig
- Door de boomen het bosch niet zien
- Door de mand vallen
- Door de mazen kruipen
- Door de spitsroeden gaan
- Doorluchtig
- Doos van Pandora
- Draak
- Droppel
- Ducaat
- Duivel
- Dukaat