1. vēris, n. eig., lente, vere primo, Liv., vere novo, in het begin van de lente, Verg., quum ver esse coeperat, Cic.; (poet.) overdr., aetatis, de jeugd, Ov.
2. vēris, n. meton., van hetgeen de lente brengt (b.v. bloemen), ver sacrum, de in tijden van grote nood als offer beloofde eerstelingen der eerstkomende lente, het eerstelingenoffer, ver sacrum vovere, Liv., ver s. facere, aanbieden, Liv.