reppŭli, repulsum (3);
1. terugdrijven, verdrijven. | ook overdr., afhouden, verwijderen, verhinderen, vim vi, Cic., dolorem a se, Cic., iniuriam ab alqo, Liv., alqm a gubernaculis civitatum, Cic., alqm a spe, iemd de hoop ontnemen, Caes.
2. terugstoten, -slaan, mensas of aras, omstoten, Ov., alqm a genibus suis, Cic., naves a terra, Auct. bell. Alex., en (poët.) omgekeerd tellurem, Ov., afzeilen, impressd hasta tellurem, (de aarde van zich afstoten), zich opheffen, Ov., alqd cute, laten afspringen van enz., Ov., en zo telum aere repulsum, Verg., r. amnes Oceani pede, uit de Oceaan omhoogstijgen, Verg. | overdr., weerleggen, allatas criminationes, Cic., afwijzen, versmaden, alqm, Sall., inz., repulsus en haud repulsus (bij het dingen naar iets), Liv., Sall.
