1. a d v., in welk opzicht, waarin, quod continens memoria sit, Liv. | waarom, inz. est quod, er bestaat reden om, waarom of dat, Cic.; aan het begin van een nieuwe zin = derhalve, daarom; vand. quod si, indien nu, - dus, en quod nisi, indien nu -, indien dus niet, Ter., Cic., Nep., quod utinam, mocht toch, Cic., quod ubi, Cic., en quod quum, toen dus.
2. c o n i., omdat, noctu ambulabat, quod somnum capere non posset, Cic.; in ’t bijz. na de verba, die een gemoedstoestand enz. uitdrukken, b.v. zich verheugen, treuren, prijzen, berispen e.a. = daarover dat, omdat, dat, quod spiratis, indignantur, Liv., tibi agam gratias, quod me vivere coëgisti, Cic. | de omstandigheid dat, dat, magnum beneficium est naturae, quod necesse est mori, Cic., vand. ook van een omstandigheid, die als tijdsbepaling gebruikt wordt, diu est, quod datis, Pl., inde quod, sedert dat, Liv.; aan het begin van een nieuwe zin, = wat betreft dat, quod me Agamemnonem aemulari putas, falleris, Nep. | ofschoon, hoewel, quod est virgo, Ov., quod dicas, Ter.