ēgi, actum (3);
I. a. voortdurend -, zonder ophouden bewegen, humum, onafgebroken bearbeiden, -Ov., agili freta remo, onafgebroken varen door, Ov.; fig., alqm usque eo perago ut etc., onafgebroken dermate bewerken, dat enz., Cael. bij Cic.
b. ten einde toe bewegen. - voortzetten (slechts fig.): (een tijd) doorbrengen, doorleven, b.v. noctem, Curt.; (een beweging) vervolgen, voltooien, navigationem, Cic., poët., quum sol duodecim peregit signa, doorliep, Verg.; (een werk enz.) uit-, volvoeren, voltooien, inceptum, Verg., Liv., dona (de verdeling der geschenken), Verg., vices, afwisselen, Ov., fortunam, te boven komen, Verg., comitia, Cic., consilium, conventum, Caes. | in ’t bijz., (een stuk of rol) ten einde toe -, uitspelen, fabulam, Cic., en overdr., b.v. fabulam aetatis, Cic.: (een klacht, proces) tot de uitspraak toe voortzetten, - volhouden, (een aangeklaagde) ten einde toe -, tot de veroordeling vervolgen, causam rei, Hor., reum, Liv., Ov.; (iets sprekende) ten einde brengen, voltooien, op de rij af aanvoeren, - behandelen, postulata, Liv., sententiam de alqa re paucis, Liv., suum iusiurandum, Liv.
II. poët., doorstoten, -boren, lotus ense, Ov.