(Mūtĭus), naam van een Rom. gens, waaruit het meest bekend zijn: C. Mucius Cordus Scaevola, die in de legerplaats van Porsena kwam, om hem te doden, wat mislukte, en zich bij die gelegenheid de rechterhand afbrandde; hij kreeg hiervan de bijnaam Scaevola, die alle Muciërs verder voerden; C.
Mucius Scaevola, vriend der Gracchen, vijand van de jongere Scipio Africanus; Q. Mucius Scaevola, augur, gemaal van Laelia; Q. Mucius Scaevola, groot jurist en staatsman, pontifex maximus, als stadhouder in Azië zo rechtvaardig, dat de Aziaten ter herinnering daaraan het feest Mucia vierden; Mucia gemalin van Cn. Pompeius, later van hem gescheiden. | Adi., Mucisch; subst., Mūcĭa, ōrum, n.f het ter ere van Q. Mucius (zie boven) in Azië gevierde feest, het Muciusfeest.Daarv. Mūcĭānus, Muciaans, van Mucius, exitus, van de pontifex maximus Q. Mucius Scaevola, die in de tempel van Vesta door Damasippus vermoord werd, Cic.