Duits vorstengeslacht, genoemd naar burcht N. op heuvel aan de Lahn (12e eeuw). De zoons van Hendrik de Rijke van N., Walram II (✝ 1276) en Otto (✝ 1290), verdeelden de Nassause landen en stichtten 1255 de Walramse en de Ottonische Linie.
De eerste regeerde tot 1866 in N. De Ottonische Linie verkreeg door Engelbert I aanzienlijke bezittingen in de Nederlanden en door huwelijk het prinsdom Oranje, dat 1544 aan Willem, zoon van Willem de Rijke, kwam, die zich voortaan Willem van Oranje noemde. Toen zijn geslacht met Willem III uitstierf (1702), werd Johan Willem Friso, uit de zijtak N. Dietz, erfgenaam. Zijn nakomelingen noemden zich voortaan prinsen (prinsessen) van Oranje-Al. (Willem IV, Willem V, koningen Willem I, II, III, koningin Wilhelmina, koningin Juliana). Verdere zijlinies van de Ottonische Linie waren: N.-Siegen, N.-Dillenburg en N.-Hadamar (uitgestorven resp. 1743, 1746 en 1811).