Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

romaans – beeldhouwkunst - beeldhouwersscholen - corrente comasca

betekenis & definitie

DE BEELDHOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:

DE SCULPTUUR VAN DE ROMAANSE TIJD:

BEELDHOUWERSSCHOLEN: CORRENTE COMASCA

Een onderzoek van Geza de Francovich heeft betekenis en om¬vang aan het licht gebracht van een derde richting in de boven-Italische sculptuur. Francovich noemde deze derde groep de ’corrente comasca’, de stroming uit Como. Ze staat in artistiek opzicht niet op het peil van Guglielmus van Modena of de centra in Frankrijk en Spanje. Geografisch is zij zeer verbreid, vooral in de randgebieden van de romaanse bouwsculptuur ten noorden van de Alpen.

Vroege werken van de groep komen reeds voor in het begin van de twaalfde eeuw en eerder nog aan de S. Abondio in Como. Het is voornamelijk zuiver decoratief werk - vensteromlijstingen, portaalwelvingen, kapitelen, meestal in zeer vlak reliëf uitge¬voerd. Afzonderlijke motieven als het beroemde vlechtband komen grotendeels voort uit een locale traditie, die tot in de Karolingische tijd teruggaat. Reeds in deze vroege fase zijn de vormen der corrente comasca ver verbreid; ze komen voor tot in Quedlinburg in Saksen, in Spiers en Mainz aan de Bovenrijn en in Lund in Zweden, om slechts enkele bekende bouwwerken te noemen.

Omstreeks 1130-1140 zijn er sculpturen van deze richting vervaardigd voor de kerken van Pavia, vooral de beroemde façade van S. Michele. Hier fungeren de oude vormen nog slechts als versiering van de portalen: ranken en vlechtband in zeer vlak reliëf. De gehele gevel van de benedenverdiepingen is overtrokken door lange rijen hoog-reliëfs zonder architectonische omlijsting. Deze ’ongeorganiseerde’ toepassing van sculpturale bouw- versiering vormt een contrast met de trant van de verschillende Franse plaatselijke scholen. Terecht heeft Francovich gewezen op Armenische kerken, als de Kruiskerk van Agthamar, als de eigenlijke bron van deze on-Europese decoratietrant.

De ’corrente comasca’ oefent in de late twaalfde eeuw en het begin van de dertiende eeuw niet alleen in zuid-Italië invloed uit (b.v. in Ruvo, Bari en Trani), maar ook in Spanje (Ripli) en in heel zuid-Duitsland, de Elzas en Oostenrijk. In de Elzas kan een reeks kerken worden opgesomd met een dergelijke versiering. Het meest bekend is hier het portaal van Andlau. In zuid- Duitsland knoopt de sierlijke ’Schottenpoort’ aan de St. Jakob in Regensburg bij deze richting aan, in Beieren een aantal andere portalen, als b.v. Münchsmünster, Windberg, Landshut, Moos- burg. Als voorbeeld uit Oostenrijk dient de apsis van Schönga- bern te worden genoemd. In Hessen en aan de midden-Rijn behoren de portalen van Remagen en Grossenlinden tot deze groep.

Aan de overkant van het Kanaal komt dit soort vormen voor in Ely (portaal aan de zuidzijde van het lengteschip van de kathedraal). Het rondtrekken van een vormenschat, die in boven- Italië wortelt, moet verband houden met de activiteit van Ita¬liaanse ambachtslieden; ook in de zeventiende en achttiende eeuw arbeidden deze deskundigen in streken ver benoorden de Alpen. Het invloedgebied van deze stroming beperkte zich tot de regionen van de romaanse bouwsculptuur, die artistiek het slechtst bedeeld waren: gedeelten van de Duitstalige gebieden, van Engeland en Scandinavië. Aan de centra van de romaanse bouwplastiek in Frankrijk en Spanje kwam ze niet toe. De ’corrente comasca’ is een primitieve onderstroming van de romaanse bouwplastiek van Europa geweest, die nergens mag worden verward met een soort plaatselijke of landelijke kunst, zoals vaak is gebeurd. Haar vormen sterven af wanneer in de loop van de dertiende eeuw een nieuwe gotische bouwplastiek zich vanuit Ile-de-France over Europa verbreidt.

door Dr. W. Sauerlander.