Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

bouwkunst – romaans - Poitou

betekenis & definitie

DE BOUWKUNST VAN DE MIDDELEEUWEN:

DE ROMAANSE BOUWKUNST IN FRANKRIJK: POITOU

De landstreek Poitou ontwikkelt de drieschepige hallenkerk met dwarsbeuk, koor, kooromgang en kapellenkrans. Reeds eerder werd gewezen op Saint-Martin in Tours als de oorsprong van de kooromgang met kapellenkrans. De eerste gewelfde kerk is de omstreeks 1080 gebouwde kerk Saint-Savin. Het rondtongewelf van het middenschip begint vlak boven de rondboogarcaden, die op hoge slanke ronde pijlers rusten. De kruisgraatgewelven van de zijschepen, die op bijna dezelfde hoogte liggen als het middenschipgewelf, vangen de zijwaartse druk op van de ton-gewelven. De bijzondere betekenis van deze eerste der hallen¬kerken uit Poitou ligt in de beschildering uit de bouwtijd, die bijna volledig bewaard is gebleven. Bij uitzondering kan hier de oorspronkelijke kleurigheid van een middeleeuwse ruimte wor¬den ondergaan. Het tongewelf is versierd met een grote fresken- cyclus en zelfs de pijlers hebben ornamentele beschildering. Zoals Saint-Savin dienen we ons alle middeleeuwse kerken voor te stellen, maar de oude bontheid is bijna nergens behouden.

Het voornaamste bouwwerk van de school van Poitou is de kerk Notre-Dame-la Grande in Poitiers, die omstreeks 1100 ontstond. De tongewelven rusten op pijlers, die samengesteld lijken uit vier halfzuilen. Deze pijlervorm is karakteristiek voor deze bouw- school. Hij treedt eveneens op in Aulnay en Chauvigny. Anders dan bij Saint-Savin vormen gordelbogen een onderverdeling van het tongewelf. Het interieur van al deze hallenkerken is nagenoeg zonder versiering. Alle decoratie concentreert zich op de gevels,die met een overmaat van versiering worden overdekt. Het voor¬naamste voorbeeld is de voorgevel van deNotre-Dame in Poitiers, die kort voor het midden van de twaalfde eeuw ontstond. Drie bogen geleden de onderverdieping en daarop rust de door een kroonlijst afgescheiden tweede verdieping. De façadenhoeken krijgen een versterking door ronde torentjes, die rondom zijn omgeven door halfronde steunen van verschillende dikte. Detorentjes zien er uit als bundelpijlers. Een rijkdom aan sculptuur is over deze façade uitgestrooid; er is nauwelijks meer een vlak gedeelte dat vrij is van figuren of ornamenten. Anders dan bij de ’klassicistische’ façaden van de Provence was hier geen antieke traditie meer van invloed op de vormgeving en op de uitvoering van de kerkfronten.

Het interieur van alle kerken van Poitou is nagenoeg gelijk en ook de gevels vertonen hetzelfde type. Zelfs kleine en zeer kleine kerken versieren hun fronten (vaak zelfs de dwarsbeukfronten) met deze overdaad van architectonische en plastische details. Als voorbeelden behoeven slechts genoemd te worden de façaden van Civray, Echillais, Echebrun, Petit-Palais, Jouin-des-Marnes en Aulnay. Ze hebben alle met elkander gemeen de voorliefde voor de woekerende exterieurversiering, die op volkomen on- tectonische wijze de voorgevels, maar ook de buitenmuren van het langschip en het koorhoofd overdekt.

door Dr. Ernst Adam.