Gepubliceerd op 11-11-2021

wijn

betekenis & definitie

m., (soorten) wijnen, wijntje (1 drank, uit gegist druivensap; fles wijn; 2 druiven; wijnstok; 3 bij uitbr. gegiste drank van andere vruchten):

1. er is oude en jonge (of: nieuwe) wijn; witte wijn, rode wijn; warme wijn; wijn op fust; een heerlijk wijntje! zie ook Trijntje; zegsw. goede wijn behoeft geen krans, een uitgehangen krans van druivenblaren duidde wel de herberg aan, waar wijn geschonken werd, thans: goede waar prijst zich zelf; spreekw. Als de wijn is in den man, dan is de wijsheid in de kan, de drank, de wijn verdrijft de kalme bezadigdheid uit den mens; zie ook schenken 3, water; verg. morgenwijn, erewijn enz.;
2. wijn persen; wijn bouwen;
3. appelwijn, moutwijn.

< >