Gepubliceerd op 11-11-2021

vorm

betekenis & definitie

m. -en, vormpje;

1. uiterlijke gedaante, fatsoen; model, patroon, mal: de bolvorm; een hoed een andere vorm geven; een dichtvorm; zie drama enz.; de briefvorm; zegsw. iets in een andere vorm gieten, een andere gedaante geven; in de vorm van; een vaste vorm, vaste vormen aannemen;
2. de juiste, vereiste gedaante; de rechtsvorm: alles in de vorm opmaken;
3. schijn: dat is maar voor de vorm; iets voor de vorm vragen; 4. plichtpleging: een man van vormen, gehecht aan uiterlijke plichtplegingen; de goede vormen, beschaafde manieren; hij kent (of: heeft) geen vormen; nog: zonder (enige) vorm van proces, onmiddellijk; lijdende, bedrijvende vorm, passief, actief.

< >