Gepubliceerd op 11-11-2021

vasten

betekenis & definitie

1 vastte, h. gevast (weinig of niets gebruiken inz. v. spijzen gezegd; R.-K. zich onthouden, volgens kerkelijke voorschriften, van bepaalde spijzen en inz. slechts eenmaal daags een volle maaltijd gebruiken); zegsw. daar zult gij van vasten, dat krijgt ge niet;

2 v. (vastentijd): in de vasten zijn; de grote R.-K. vasten nl. 40 dagen, van Asdag tot Pasen (de Zondagen vallen er buiten).