Gepubliceerd op 11-11-2021

jongen

betekenis & definitie

1 m. -s, jongetje (1 land v. h. mannelijk geslacht; knaap; 2 vertrouwelijk: vriend; man; 3 leerjongen, knechtje; 4 O.-I. huisbediende op Java):

1 hij heeft twee jongens en drie meisjes; een ondeugende jongen;
2 wat zeg jij er van, oude jongen? vertrouwelijk voor vriend; dat zijn jongens van Jan de Witt, stoere mannen, als de matrozen uit de dagen van dien Raadpensionaris; (of: als de soldaten v. Jan v. Weert);
3 scheepsjongen, kajuitsjongen, koksjongen, loopjongen, krullenjongen;
4 huisjongen, staljongen;
2 tw. (uitroep van verwondering, verrassing): jongen, jongen, wat ben ik blij! ook: sjonge, sjonge;
3 onze kat jongde, h. gejongd (jongen werpen).