Gepubliceerd op 11-11-2021

jeugd

betekenis & definitie

(1 jonkheid; het jong zijn; 2 de jonge leeftijd; de eerste tijd van het bestaan; 3 jeugdige personen: a) van jonkmans en jongedochters, b) van jongelingen, de jongelingschap, c) van kinderen; 4 Z.-N. kracht; 5 Z.-N. vleesnat):

1 hij kent geen jeugd; haar jeugd verging; een jeugdje v. e. meisje, vol frisheid en jeugd;
2 in zijn jeugd, jonge jaren; in de prille jeugd;
3 a) de strijkstok ging, de jeugd sprong hoog en laag; b) de studerende jeugd;
c) onderwijzer der jeugd; de dartele jeugd; 4 daar zit geen jeugd in; 5 de jeugd is er uit; zie jus II.